Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1384/GV, 7 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1384/GV

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking of incidenteel verlof onder begeleiding/bewaking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De echtgenote van klager is geopereerd aan een kankeraandoening in haargezicht. Er is sprake van een behoorlijke ingreep. Het is niet begrijpelijk dat dit geen reden vormt voor een strafonderbreking en zelfs niet voor een begeleid bezoek. Het BSD van de gevangenis Zoetermeer heeft positief geadviseerd.Het advies van het bureau individuele medische advisering laat geen enkele onderbouwing zien waardoor deze advisering niet als basis van de beschikking van de Minister gebruikt had kunnen worden. Onderbouwd had dienen te wordenwaarom de verwijdering van de kankercellen onvoldoende reden is voor een strafonderbreking dan wel een begeleid bezoek. Ook voor de stelling dat de problemen die klagers echtgenote thans ondervindt inherent zijn aan de detentie vanklager ontbreekt iedere onderbouwing.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op de terzake verkregen inlichtingen en adviezen is er geen aanleiding gevonden om aan klagers verzoek te voldoen. Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer datniet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Slechts in zeer bijzondere gevallen is verlenen van strafonderbreking mogelijk. Uit de ingewonnen/aangeleverde informatie is gebleken dat er geen sprake is van een bijzondereomstandigheid in klagers persoonlijke omstandigheden onder meer genoemd in artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting die zou kunnen leiden tot het verlenen van een strafonderbreking.
Ook het toekennen van incidenteel verlof is niet aan de orde omdat er geen sprake is van een levensbedreigende situatie. Klagers echtgenote wordt poliklinisch geholpen en zou na de medische ingreep klager in de inrichting kunnenbezoeken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de directeur van de gevangenis Zoetermeer is negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot strafonderbreking en positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot bezoek onder begeleiding/bewaking.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen strafonderbreking.
Het bureau individuele medische advisering heeft aangegeven dat gelet op het gestelde in de verklaring van de plastisch chirurg er geen reden wordt gezien voor strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens doodslag.
De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 februari 2005.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner.

De beroepscommissie overweegt dat gelet op het advies van de medisch adviseur een medische noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking ontbreekt. Voorts volgt uit de Memorie van Toelichting bij artikel 22 van de Regeling dat bijincidenteel verlof voor bezoek van belang is of de te bezoeken persoon zich niet kan verplaatsen. Uit de overgelegde medische verklaring is echter niet gebleken dat zulks het geval is. Klagers echtgenote wordt/is poliklinischbehandeld en zou na de medische ingreep klager in de inrichting kunnen bezoeken. Ook de door klager aangevoerde problemen die klager en zijn echtgenote ondervinden met hun zoon vormen niet de bijzondere omstandigheden zoals bedoeldin artikel 34 van de Regeling. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 augustus 2002

secretaris voorzitter

Naar boven