Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3643/GB, 27 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3643/GB

Betreft: [klager] datum: 27 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 oktober 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift gericht tegen de intrekking van de beslissing om hem te plaatsen in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave met aansluitend deelname aan een
penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 5 februari 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van unit 6 van de p.i. Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Op 5 augustus 2013 is klager geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Grave met
aansluitend deelname aan een p.p. Bij beslissing van 2 oktober 2013 is de eerdere selectiebeslissing van 5 augustus 2013 ingetrokken.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de door de directeur van de p.i. Vught verstrekte informatie omtrent de opgelegde disciplinaire straffen gevolgd zonder acht te slaan op hetgeen door klager in zijn bezwaarschrift is aangevoerd. Aan klager zijn ten
onrechte
disciplinaire straffen opgelegd. Klagers klacht ten aanzien van de aan hem opgelegde disciplinaire straf met betrekking tot het niet opvolgen van opdrachten van het personeel is gegrond verklaard. Twee andere klachten van klager omtrent de aan hem
opgelegde disciplinaire straffen zijn eveneens gegrond verklaard. De overige twee klachten zijn nog in behandeling bij de beklagcommissie van de p.i. Vught en deze klachten zullen op de zitting van 9 december 2013 behandeld worden. Klagers belang bij
re-integratie is niet meegewogen. Klager heeft volledig meegewerkt aan de uitvoering van het advies van de reclassering en het programma Terugdringen Recidive, heeft de Cova-training gevolgd en heeft eveneens een opleiding gevolgd en werk geregeld.
Klager was op 5 augustus 2013 geselecteerd voor het gestapeld traject. Het is onredelijk om, op basis van de aan klager opgelegde disciplinaire straffen, klager ongeschikt te achten voor plaatsing in een z.b.b.i. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft het voordeel van de twijfel gekregen en is op 2 augustus 2013 geselecteerd voor een gestapeld traject. Klagers stapeldatum was 25 september 2013 en hij had derhalve nog anderhalve maand de tijd om te laten zien dat hij de regels niet
oprekt
en discussies achterwege laat wanneer hij wordt aangesproken op zijn gedrag. Op 30 september 2013 blijkt dat klager in de periode tussen zijn selectie en stapeldatum diverse disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen voor het niet opvolgen van de
opdrachten van het personeel, het in het bezit hebben van contrabande en het bedreigen van een medegedetineerde. Klager heeft hiermee laten zien dat het gegeven voordeel niet terecht was. In klagers cel zijn drugs aangetroffen. De beklagcommissie had
ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog geen uitspraak gedaan waardoor de beslissing op bezwaar genomen is naar aanleiding van de op dat moment voorhanden zijnde informatie. Klager heeft laten zien de vrijheid die gepaard gaat met een
verblijf in een z.b.b.i. niet aan te kunnen. Er is onvoldoende vertrouwen in het feit dat klager genoeg eigen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dit artikel wordt bepaald dat voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling tevens in
aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de
plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en hoofdstuk 3 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.4. Uit het selectieadvies van de p.i. Vught van 30 september 2013 blijkt dat klager in de periode tussen 2 augustus 2013 en 2 oktober 2013 vier keer een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen. Uit telefonische navraag bij de Commissie van
Toezicht van de p.i. Vught is gebleken dat klagers klachten, op zijn klacht met betrekking tot het opvolgen van opdrachten van het personeel na, ongegrond zijn verklaard. Klager heeft laten zien zich niet aan de geldende regels in de inrichting te
houden waardoor er onvoldoende vertrouwen bestaat in een goede afloop van klagers plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Grave en aansluitend deelname aan een p.p. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing
van
de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 27 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven