Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2971/GA, 30 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2971/GA

betreft: [klager] datum: 30 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J. Nierop, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman en namens de p.i. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en [...], juridisch medewerkster bij de p.i..
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens het zich verdacht gedragen tijdens de arbeid en later aantreffen van contrabande bij een ander.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
- Er is geen verslag van horen gemaakt. Ook een feitelijke aantekening ontbreekt. Ingevolge de artikelen 57 en 58 van de Pbw en 4:7. 4:8 en 4:9 van de Awb is er een hoorplicht en dient van het horen een schriftelijke vastlegging te zijn. De inhoud van
het horen moet gecontroleerd kunnen worden.
- Het verwijderen van de televisie bij oplegging van een disciplinaire straf is niet opgenomen in de Pbw. De disciplinaire straffen zijn limitatief genoemd. De jurisprudentielijn van de Raad is in strijd met de Pbw. Er is geen mandatering waardoor het
in een andere regelgeving geregeld zou kunnen worden.
- De beklagcommissie gaat uit van aannemelijkheid. Maarstaf moet zijn dat het vastgesteld wordt. Er dient aansluiting gezocht te worden met het WvSr. Nu klagers betrokkenheid niet is komen vast te staan had hem ook geen disciplinaire straf mogen worden
opgelegd.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
- Er is aan de formele vereisten voldaan nu er een aantekening is gemaakt van het feit dat er gehoord is. Hiervan hoeft geen verslag gemaakt te worden. Er is sprake van hoor en wederhoor. Het klopt dat niet vastgelegd wordt wat een gedetineerde
verklaard heeft.
- Artikel 51 Pbw geeft een limitatieve opsomming van disciplinaire straffen. Het weghalen van de televisie is in de huisregels opgenomen. De radio blijft wel in de cel omdat deze meestal is ingebouwd.
- Ingevolge de Pbw wordt uitgegaan van aannemelijkheid. Door de feitelijke omschrijving is er sprake van een grote aannemelijkheid. Op basis daarvan is strafoplegging mogelijk.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 57, eerste lid onder j, Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens te beslissen omtrent een disciplinaire straf bedoeld in artikel 51 Pbw. Het tweede lid van eerstgenoemd artikel bepaalt
onder meer dat van het horen van de gedetineerde aantekening wordt gehouden. Niet in geschil is dat klager is gehoord, maar het feit dat er van het horen geen verslag is opgemaakt. Een verplichting van het horen een inhoudelijk verslag te maken volgt
niet uit de Pbw. Uit de beslissing tot strafoplegging blijkt dat klager voorafgaand aan de oplegging van de straf gehoord is. Hiermee is aan het vereiste van artikel 57 Pbw voldaan.

Ten aanzien van het weghalen van de televisie van de eigen cel bij het opleggen van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel overweegt de beroepscommissie dat zij bij eerdere uitspraken reeds heeft
uitgemaakt
dat de beslissing van de directeur om klagers televisie uit zijn verblijfsruimte te verwijderen voortvloeit uit de aan klager opgelegde disciplinaire straf. Aan het strafkarakter van de disciplinaire straf zou afbreuk worden gedaan als klager de
beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a jo artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in andere verblijfsruimte dan een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien de
gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Voldoende is dat de constatering van bedoelde feiten op ambtseed is
vastgesteld. De Pbw vereist geen strafvorderlijke bewijsvoering. Voldoende is dat aannemelijk is geworden dat klager zich aan de strafbare gedraging schuldig heeft gemaakt. Op grond van de uitvoerig beschreven feiten heeft de directeur tot deze
conclusie kunnen komen.
De beslissing van de directeur kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 30 januari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven