Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3159/GA, 29 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 13/3159/GA

betreft: [klager] datum: 29 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouw mr. S. Bijl, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 september 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is gehoord mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur in de p.i. Haarlem.
Klager en zijn raadsvrouw hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het openen van geprivilegieerde post buiten de aanwezigheid van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de inrichting is een gesloten envelop van het CJIB geopend buiten de aanwezigheid van klager. Dit is niet toegestaan ingevolge de Pbw. Op grond
hiervan heeft klager zich in de inrichting moeten melden.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De brief was niet gericht aan klager maar aan de afdeling bevolking van de inrichting. De strafbeschikking moest aan klager worden uitgereikt.

3. De beoordeling
Daargelaten de vraag of de desbetreffende brief was geadresseerd aan klager, dan wel aan de afdeling bevolking van de p.i. Haarlem, oordeelt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van artikel 36, tweede lid, Pbw is de directeur bevoegd enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor gedetineerden, op aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Indien de enveloppen of
andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, genoemde personen of instanties, geschiedt dit onderzoek in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde. Het beklag betreft het feit dat een poststuk van
het CJIB bestemd voor klager buiten diens aanwezigheid is geopend. Het CJIB wordt niet vermeld in artikel 37 Pbw. Het CJIB is een agentschap van het Ministerie van Justitie, dat belast is met de inning van financiële sancties en maatregelen en kan
daarmee niet beschouwd worden als een justitiële autoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid onder d, van de Pbw en is ook niet een instantie door de Minister of de directeur aangewezen, zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder k, Pbw.
Mitsdien is er geen sprake van geprivilegieerde post die in aanwezigheid van klager dient te worden geopend. Het beroep van klager zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, prof. dr. mr. L.M. Moerings en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 29 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven