Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3162/GA, 21 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3162/GA

betreft: [klager] datum: 21 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 september 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is gehoord de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur in voornoemde locatie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De klachten betreffen:
a. de afzondering van klager in een afzonderingscel gedurende een celinspectie; en
b. het niet mogen versturen van een fax met een verzoek tot schorsing aan de Raad.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag als vermeld onder punt a. en heeft het beklag als vermeld onder punt b. ongegrond verklaard. Dit op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven..

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was tijdelijk ondergebracht in de afzonderingscel gedurende een celinspectie en niet als straf. Er was dan ook geen aanleiding om het meubilair
uit
de afzonderingscel te verwijderen. Tevens moest klager ontkleed drie kniebuigingen maken in de afzonderingscel. Klager heeft 2,5 uur in de afzonderingscel verbleven.
Klager heeft geen schorsingsverzoek mogen faxen aan de Raad. Dat zijn verzoek op 17 mei 2013 per post bij de Raad is binnen gekomen, doet daar niet aan af.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het is niet ongebruikelijk om de afzonderingscellen te gebruiken bij bijzondere celinspecties. Het is niet gebruikelijk dat het meubilair dan uit
de
afzonderingscel wordt gehaald. In het logboek heeft de directeur ook geen aanwijzingen gezien dat er in dit geval aanleiding was de afzonderingscel van zijn meubilair te ontdoen. Klager heeft ontkleed drie kniebuigingen moeten doen omdat er vermoedens
waren dat hij drugs had verstopt. Hij heeft zich daarna mogen aankleden.
Schorsingsverzoeken mogen te allen tijde verstuurd worden. Het is niet mogelijk om groepsverzoeken in te dienen. Klager is ook in de gelegenheid gesteld om een schorsingsverzoek te faxen.

3. De beoordeling
Allereerst merkt de beroepscommissie het volgende op. Nadat de zitting had plaatsgevonden heeft klager contact opgenomen met het secretariaat van de Raad en aangegeven dat hij bij de behandeling van zijn zaak aanwezig had willen zijn. Hij verkeerde in
de veronderstelling dat zijn zaak niet inhoudelijk zou worden behandeld en heeft om die reden afstand gedaan van zijn recht. De beroepscommissie merkt hierover op dat het afstand doen om op zitting te verschijnen ter vrije keuze van klager is. De
beroepscommissie heeft op geen enkel moment aangegeven, dan wel de suggestie gewekt, dat het beroep van klager niet inhoudelijk zou worden behandeld. Op het aanhoudingsverzoek van klager is, zoals te doen gebruikelijk en vooraf aan klager medegedeeld,
eerst ter zitting beslist. De gevolgen van het doen van afstand komen dan ook voor rekening en risico van klager en de beroepscommissie ziet hierin geen aanleiding om klager een nadere termijn te stellen om te reageren op hetgeen is besproken op de
zitting van 7 januari 2014.

Ten aanzien van onderdeel a.
Het beklag van klager ziet op de plaatsing van klager in de afzonderingscel op 17 mei 2013 en ziet derhalve niet op een regel die voor alle gedetineerden geldt. Klager had dan ook door de beklagrechter moeten worden ontvangen in zijn beklag. Gelet
hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Indien een gedetineerde, in het kader van de inspectie van zijn verblijfsruimte, deze verblijfsruimte moet verlaten, kan hij tijdelijk in een andere ruimte worden ondergebracht. Deze andere ruimte kan een afzonderingscel zijn, mits dit voor korte duur
is en aan de desbetreffende gedetineerde duidelijk wordt gemaakt dat er enkel sprake is van een tijdelijke plaatsing in verband met de inspectie en dat er geen sprake is van een verdergaande ordemaatregel dan wel een disciplinaire straf. Het spreekt
voor zich dat bij een plaatsing in de afzonderingscel de gedetineerde op dezelfde wijze dient te worden behandeld als ware hij geplaatst in een verblijfsruimte niet zijnde een afzonderingscel en dat er derhalve geen reden bestaat om de aanwezige
meubels
uit de afzonderingscel te verwijderen. In dit geval is niet weersproken dat de afzonderingscel was leeggehaald. Door klager in een kale afzonderingscel te plaatsen gedurende een celinspectie, is klager verder beperkt dan vereist was. Het beklag van
klager zal dan ook gegrond worden verklaard. Gelet op de geringe duur van deze beperking ziet de beroepscommissie geen aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Het vermoeden dat klager drugs had verstopt rechtvaardigde de visitatie van klager in de afzonderingscel. Aan klager mocht worden opgedragen drie kniebuigingen te maken terwijl hij ontkleed was. Dit was niet onzorgvuldig of in strijd met enige
bepaling.

Ten aanzien van onderdeel b.
De beroepscommissie oordeelt dat onvoldoende is komen vast te staan dat klager niet tijdig in staat is gesteld om de door hem gewenste fax te verzenden. Hierbij wijst de beroepscommissie erop dat op 17 mei 2013 een fax van klager is ontvangen met het
verzoek de opgelegde disciplinaire straf te schorsen en dat hier op 22 mei 2013 op is beslist door de voorzitter van de beroepscommissie. Het beroep ten aanzien van dit onderdeel zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Ten aanzien van onderdeel b. verklaart
de
beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aan klager wordt geen tegemoetkoming toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en prof. dr. mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 21 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven