Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4238/GV, 4 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4238/GV

betreft: [klager] datum: 4 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verlof aangevraagd omdat hij graag de bevalling van zijn zus wil bijwonen. Het bijwonen van de geboorte van een kind van je zus, aldus klager, is een bijzondere en niet vaak voorkomende gebeurtenis in iemands leven, van dusdanige aard dat
de aanwezigheid van klager daarbij geboden is. Klager betwist het risico op ontvluchting in zijn huidige detentie. Klager verblijft al enige tijd op de D-vleugel van het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Roermond en heeft zijn draai gevonden.
Hij ligt goed in de groep, draait onopvallend mee, ontvangt regelmatig bezoek en gedraagt zich correct naar het personeel. Er is geen sprake van een beheersrisico. Er zijn geen problemen ten aanzien van harddrugs en de uitslagen van de urinetests van
de
afgelopen twee maanden zijn negatief. Daarnaast blijkt ook uit het advies waarop de bestreden beslissing is gebaseerd, dat klager gemaakte afspraken in de inrichting goed nakomt en klager deelneemt aan het programma Binnen Beginnen. Er is dan ook geen
enkele reden om aan te nemen dat het verlof van klager niet rustig en ongestoord zou kunnen verlopen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager functioneert goed in de inrichting. Klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat hij zich tijdens de schorsing van zijn preventieve hechtenis niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Klager stond gesignaleerd. Toen klager werd aangehouden heeft hij
een valse naam opgegeven om aanhouding te voorkomen. Uiteindelijk is klager met enig verzet aangehouden. Klager neemt deel aan het programma Binnen Beginnen. Op grond van een Risc zal worden vastgesteld of er op drie risicogebieden interventies
noodzakelijk worden geacht. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing was nog niet bekend welke risico’s en interventies noodzakelijk waren. Gezien het Uittreksel Justitiële Documentatie is er sprake van recidive. Goed functioneren in de
inrichting is een voorwaarde om met verlof te kunnen, maar niet de enige om vertrouwen te hebben in een ongestoord verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het h.v.b. van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft zich tijdens de schorsing van zijn preventieve hechtenis, kort voor of na de uitspraak van de rechtbank aan gevangenneming onttrokken. Hij is op 24 augustus 2013
aangehouden, waarbij hij een valse naam heeft opgegeven. Hij heeft geprobeerd zich aan de aanhouding te onttrekken en is uiteindelijk onder verzet aangehouden. Klagers mededader in het onderzoek, met wie hij gezamenlijk zich aan de gevangenneming heeft
onttrokken, is nog steeds voortvluchtig. Er is geen vertrouwen dat klager zich niet andermaal zal onttrekken aan detentie.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, wegens mensenhandel. Aansluitend dient hij eventueel de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf van vier maanden en een vervangende hechtenis op grond van de
wet Terwee van zeven dagen te ondergaan. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 11 juli 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Klager heeft zich onttrokken aan zijn detentie. Een inschatting over klagers recidiverisico en eventuele noodzakelijke interventies is nog niet te maken. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden thans een contra-indicatie vormen
voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4
onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 4 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven