Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3695/GA, 3 februari 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3695/GA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D. Kloosterman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 november 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2014, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman, mr. T.N. Ritzer, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Lelystad, [...], in
aanwezigheid van de juridisch medewerker bij voormelde inrichting, [...], gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens betrokkenheid bij een vechtpartij.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het gaat klager niet om de opgelegde straf. Het gaat hem er om dat in de beslissing staat dat hij ontkent. Volgens
klager probeert het personeel hem zwart te maken. Hij is al meer dan een jaar in de p.i. Lelystad gedetineerd en er heeft geen enkel incident plaatsgevonden. Hij heeft nooit iemand bedreigd. Klager heeft wel gevochten, maar is niet begonnen met
vechten.
Het incident heeft plaatsgevonden voor de teamkamer van het personeel, zodat meerdere personeelsleden het incident gezien moeten hebben. Het verslag is echter maar door één personeelslid opgemaakt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Niet ter discussie staat dat klager betrokken is geweest bij een vechtpartij. De disciplinaire straf is dan ook terecht
opgelegd. De eerdere bedreigingen zijn niet relevant geweest bij oplegging van de straf. Aan de medegedetineerde waar klager mee heeft gevochten is een lagere straf opgelegd. Het schriftelijke verslag is niet aangezegd, omdat klager reeds in de
strafcel
was geplaatst. Het personeelslid heeft op de afdeling het verslag uitgewerkt en het was logistiek niet mogelijk om het verslag nog aan te zeggen.

3. De beoordeling
Artikel 50, eerste lid, van de Pbw luidt: “Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging
van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.” Vast staat dat het schriftelijke verslag, dat tot de onderhavige disciplinaire straf heeft geleid, niet aan klager is
aangezegd. Derhalve is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Nu de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet, zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en
het
beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu voldoende aannemelijk is geworden dat er gelet op klagers gedrag aanleiding bestond voor oplegging van de onderhavige
disciplinaire straf.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster secretaris, op 3 februari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven