Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2069/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2069/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 28 juni 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is mevrouw Berns-Hokke, plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Krimpen aan den IJssel, gehoord.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 10 oktober 2013, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Klagers raadsman, mr. J.J. Lieftink, heeft op 10 oktober 2013 schriftelijk aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klagers moeder iedere maand rond de zesde geld overmaakt naar klager, maar klager dit geld in januari, februari en maart 2013 pas op de vijfentwintigste van de betreffende maand heeft ontvangen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 15,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de uitspraak van de beklagcommissie is ten onrechte vermeld dat de directeur niet heeft weersproken dat klager tevens
in
de maanden februari en maart 2013 problemen heeft ondervonden met de betalingen op zijn rekening-courant. De directeur had het overzicht van klagers rekening-courant niet direct bij de hand, maar heeft aangegeven bereid te zijn dit over te leggen
indien
dit nodig was. Door de overgang naar een nieuw betalingssysteem klopt het dat ontvangen bedragen pas in week 3 van 2013 zichtbaar waren. Gedetineerden zijn hierover geïnformeerd door middel van een brief en ook is er tussentijds nog een memo verzonden.
Ook is nog een voorschot uitbetaald over drie weken. Uit het overzicht van klagers rekening-courant blijkt dat klager in februari en maart 2013 rond de zesde een bedrag van € 50,= aan huishoudgeld heeft ontvangen.

Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager blijft bij het in beklag ingenomen standpunt dat het geld van zijn moeder in februari en maart 2013 te
laat aan hem is uitgekeerd. Dat dit geld volgens de directeur begin februari en begin maart op zijn rekening is bijgeschreven vindt klager vreemd, aangezien hij er in ieder geval toen niet over heeft kunnen beschikken.

3. De beoordeling
Het klaagschrift is ingediend in februari 2013. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat voor zover klager klaagt over de betaling in de maand maart van 2013, sprake is van een prematuur ingediende klacht. Klager zal derhalve in zoverre alsnog
niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

Voor zover klager klaagt over de omstandigheid dat het door zijn moeder gestorte bedrag in januari 2013 pas rond de vijfentwintigste van die maand op zijn rekening-courant zichtbaar was, overweegt de beroepscommissie dat uit de inlichtingen van de
directeur is gebleken dat dit te maken had met de overgang naar een nieuw betalingssysteem en dat gedetineerden hier van tevoren voldoende over zijn geïnformeerd. Ook is nog een voorschot uitbetaald. Dat klager het door zijn moeder gestorte geld in
februari 2013 pas op de vijfentwintigste van die maand heeft ontvangen dan wel dat klager er pas vanaf dat moment over kon beschikken, is naar het oordeel van de beroepscommissie, gelet op het door de directeur in beroep overgelegde overzicht van
klagers rekening-courant onvoldoende aannemelijk geworden. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Het beklag zal in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op de maanden januari en februari 2013 gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag met betrekking tot de maand maart 2013.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven