Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4060/GV, 21 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4060/GV

betreft: [klager] datum: 21 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers partner is op 20 november 2013 bevallen. Klager heeft een aantal weken voorafgaand aan die datum verzocht om incidenteel verlof voor het afleggen van een kraambezoek. De
Staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat niet is aangetoond dat klagers partner en het pasgeboren kindje niet gedurende een regulier bezoek klager kunnen bezoeken. Nog los van de omstandigheid dat het voor klagers partner en het kindje niet
mogelijk was klager in de inrichting te bezoeken, is een regulier bezoek niet te vergelijken met een kraambezoek. Bovendien volgt uit wet- noch regelgeving dat de mogelijkheid tot het afleggen van een regulier bezoek een rol zou mogen spelen. Op grond
van het tweede lid van artikel 26 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is de vraag of sprake is van medische complicaties slechts van belang voor het moment waarop het kraambezoek kan plaatsvinden. Klager verzoekt het
beroep gegrond te verklaren en de Staatssecretaris opdracht te geven een nieuwe beslissing te nemen dan wel aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers verzoek is afgewezen omdat klager de noodzaak van een kraambezoek niet heeft aangetoond. Voor zover bekend zijn er geen medische complicaties
die een kraambezoek noodzakelijk maken. Klager geeft geen toestemming aan de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het opvragen van medische informatie. Gelet hierop gaat de Staatssecretaris er van uit dat klagers partner
en het kindje gewoon bij klager op bezoek kunnen komen en er geen noodzaak bestaat voor het verlenen van incidenteel verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van een kraambezoek onder toezicht van de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Klager doet het goed tijdens detentie, hij heeft geen disciplinaire
straffen gekregen, geen positieve urinecontroles en hij heeft de leefstijltraining met goed resultaat afgerond.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd in verband met recidivegevaar.
De politie heeft geen bezwaar.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van twee jaar en tien maanden, met aftrek, en een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Thans ondergaat hij 1050 dagen subsidiaire hechtenis in verband met de ontneming
van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens dient hij 343 dagen gevangenisstraf te ondergaan in verband met uitstel/afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 23 december 2016.

Krachtens artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder
begeleiding of bewaking plaatsvinden. Op grond van het eerste lid van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind. Op grond van het tweede lid
van
dat artikel vindt het kraambezoek, behoudens medische complicaties, binnen 14 dagen na de bevalling plaats.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een kraambezoek aan zijn partner en hun pasgeboren kind. De Staatssecretaris voert als grond voor de afwijzing van dit verzoek aan het feit dat niet gebleken is dat medische complicaties zijn opgetreden
tijdens de geboorte en dat klagers partner en het kind klager in de inrichting kunnen bezoeken. Dit neemt niet weg dat voornoemd artikel 26 van de Regeling de gedetineerde de mogelijkheid biedt voor het afleggen van een kraambezoek. Verlof kort na de
geboorte is derhalve mogelijk tenzij op de in artikel 4 van de Regeling genoemde gronden dit verlof onwenselijk is. De vraag of sprake is van medische complicaties is gelet op het tweede lid van artikel 26 van de Regeling enkel van belang in verband
met
de termijn waarbinnen het verlof plaatsvindt. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden
beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal, gelet op het tijdsverloop sinds de geboorte, de Staatssecretaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen
worden, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven