Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3444/GA, 17 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3444/GA

betreft: [klager] datum: 17 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2013 van de beklagcommissie bij het de penitentiaire inrichtingen Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers verzoek is afgewezen in verband met het risico op maatschappelijke onrust. Op geen enkele wijze wordt dit risico
onderbouwd. Klagers strafzaak heeft tot geen enkele onrust geleid. Mocht dit risico bestaan dan is niet bezien of dit kan worden ondervangen door bijzondere voorwaarden aan het verlof te verbinden. Het niet meewerken aan een traject in het kader van
Terugdringen Recidive (TR) kan geen grond voor afwijzing vormen. Klager gedraagt zich goed in de inrichting en het verlofadres is goedgekeurd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd wegens gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Het gaat om een ernstig strafbaar feit, een veroordeling voor
woninginbraak en witwassen. Bovendien beschikt klager over een uitgebreid strafblad en behoort hij tot de zogenaamde Top600. Uit niets is gebleken dat klager heeft getracht in de toekomst recidive te voorkomen daar hij niet deelneemt aan interventies
of
behandelingen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 maanden, wegens woninginbraak en witwassen. De einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 10 februari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij met name in aanmerking dat uit de stukken naar voren komt dat klager
behoort tot de zogenaamde Top600 doelgroep, het recidiverisico is ingeschat als hoog en ten tijde van de bestreden beslissing (nog) onvoldoende gebleken was van interventies die het recidive gevaar zouden moeten terugbrengen. Gelet op voornoemde
omstandigheden kan de beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven