Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3434/GB, 14 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

ummer: 13/3434/GB

 

Betreft: [klager] datum: 13 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. van Luijck, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 oktober 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 augustus 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Het Schouw te Amsterdam. Op 30 augustus 2013 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Almere, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet gehoord op zijn bezwaarschrift en dit is in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Niet kan worden gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk was waardoor het horen verplicht was. De
beslissing op bezwaar is ten onrechte genomen door dezelfde persoon als door wie de selectiebeslissing was genomen. Dit is in strijd met artikel 10:3 van de Awb. Klager stelt dat zijn plaatsing in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te
Heerhugowaard
zonder goede motivering is geblokkeerd. Klager gelooft niet dat de selectiefunctionaris niet op de hoogte was van de exacte sluitingsdatum van de locatie Westlinge te Heerhugowaard. Gedetineerden dienen zoveel mogelijk in hun eigen gemeente te worden
geplaatst omdat daardoor de lijnen met de instanties in deze gemeente kort zijn hetgeen een terugkeer in de maatschappij vergemakkelijkt. Een plaatsing in de gevangenis van de p.i. Almere of een plaatsing in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos
maakt
voor klager geen verschil, nu beide inrichtingen gelegen zijn op ongeveer 30 kilometer van de gemeente Amsterdam. Echter, voor klagers vriendin is de gevangenis van de locatie Zuyder Bos makkelijker bereikbaar dan de gevangenis van de p.i. Almere. Na
het overlijden van klagers moeder verkeert klager in een zware periode die hij graag wil doorbrengen in een vertrouwde omgeving. Klager heeft een lange vrijheidsstraf uitgezeten in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, waardoor deze omgeving voor
hem
vertrouwd is en als prettig wordt ervaren. Meerdere medegedetineerden van klager konden snel in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos worden geplaatst waardoor klager ervan uit gaat dat er geen lange wachtlijst is voor de gevangenis van de locatie
Zuyder Bos. Het regionaliseringsbeleid wordt inconsequent toegepast. Er zijn geen contra-indicaties aanwezig op grond waarvan klager niet geplaatst kan worden in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op het regionaliseringsbeleid is klager niet geplaatst in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos. Klager heeft aangegeven zich na zijn detentie te vestigen in de gemeente Amsterdam. Gedetineerden die zich na hun detentie gaan vestigen in de
gemeente Amsterdam worden in principe geplaatst in de p.i. Almere. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Zulke bijzondere omstandigheden zijn niet door klager aangevoerd. De sluiting van de locatie Westlinge vindt,
anders
dan ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar werd vermoed, plaats in 2015. Het feit dat andere gedetineerden welke afkomstig zijn uit de gemeente Amsterdam, geplaatst worden in de locatie Zuyder Bos betekent niet dat met ieders voorkeur
rekening gehouden wordt. Beslissingen op bezwaar worden doorgaans schriftelijk afgedaan en bovendien heeft klager niet aangevoerd gehoord te willen worden. Vanuit de p.i. Almere zijn geen signalen afgegeven dat het niet goed gaat met klager in de
inrichting of dat klager geen bezoek ontvangt.

4. De beoordeling
4.1. De beslissing op bezwaar dateert van 2 oktober 2013 en klagers raadsvrouw heeft het beroepschrift op 17 oktober 2013 ingediend. Op grond van artikel 73, tweede lid, van de Pbw wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die
waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep indient. Nu de raadsvrouw stelt dat haar geen afschrift van de beslissing op bezwaar is toegestuurd terwijl zij betrokken was in de bezwaarprocedure, hetgeen niet wordt
weersproken door de selectiefunctionaris, kan klager worden ontvangen in zijn beroep.

4.2. De gevangenis van de p.i. Almere is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Het regionaliseringbeleid als bedoeld in artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is van toepassing. Klager heeft een strafrestant van minder dan vier maanden en dient dientengevolge in
beginsel in een gevangenis te worden geplaatst in het arrondissement van vestiging. Na zijn detentie wil klager zich vestigen in de omgeving van Amsterdam. Binnen het arrondissement Amsterdam is er weinig capaciteit beschikbaar waardoor klager
geplaatst
is in een in de omgeving van Amsterdam gelegen inrichting, namelijk de p.i. Almere. Slechts in bijzondere gevallen kan van dit plaatsingsbeleid worden afgeweken. De door klager aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen niet dat van het plaatsingsbeleid
wordt afgeweken. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

Door klagers raadsvrouw is een beroep gedaan op de artikelen 6:17, 7:2 en 10:3 van de Awb. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat, ingevolge artikel 1:6 van de Awb en de Memorie van Toelichting bij de Pbw, deze bepalingen niet van toepassing
zijn op de onderhavige procedure.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van der Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 13 januari 2014

secretaris voorzitter

Uitspraak

N

 

Naar boven