Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3114/GA, 13 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3114/GA

betreft: [klager] datum: 13 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Oude Breuil, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 september 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Ooijerhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris alsmede de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers derde en vierde verzoek tot algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschriften op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissingen zijn ten onrechte genomen namens de Staatssecretaris. De directeur had op dit verlofverzoek moeten beslissen. Voorts is aan
klager medegedeeld dat hij een klacht moest indienen bij de beklagcommissie, dit advies heeft klager opgevolgd. De directeur had het klaagschrift door moeten sturen aan de Raad.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft de directeur aangegeven dat gelet op de toelichting op artikel 17 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (verder: de Regeling) de Staatssecretaris in dit
geval beslissingsbevoegd was. De directeur leest geen stukken die naar de beklagcommissie worden gezonden, het is voor hem dan ook niet mogelijk te constateren dat een stuk verkeerd verzonden is en deze in dat geval door te zenden. Hij is van oordeel
dat de beklagcommissie een juiste uitspraak heeft gedaan.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens poging tot moord. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op 5 maart 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzingen van klagers derde en vierde aanvragen om algemeen verlof.

Allereerst merkt de beroepscommissie het volgende op.
In artikel 17 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is de beslissingsbevoegdheid inzake verlofaanvragen geregeld. Gelet op het bepaalde in lid 1, onder a, van dit artikel, is de Staatssecretaris in deze bevoegd om op de aanvraag van
klager te beslissen. Tegen een beslissing van de Staatssecretaris staat, krachtens artikel 72 Pbw, beroep open bij de Raad. De beklagcommissie was derhalve onbevoegd kennis te nemen van de door klager ingediende klaagschriften. De uitspraak van de
beklagcommissie zal dan ook worden vernietigd.

Klagers brieven van 20 juni 2013 en 5 augustus 2013, waarin werd aangegeven dat klager het niet eens was met de afwijzingen van zijn verlofaanvraag door de selectiefunctionaris, zijn door de commissie van toezicht als beklag aangemerkt en niet
doorgestuurd aan de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw. Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie deze brieven alsnog aanmerken als beroepen gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris. De inhoud
hiervan is ook bekend bij deze.

De Staatssecretaris heeft zijn beslissingen gebaseerd op het niet onderkennen door klager van zijn drank- en agressieprobleem en de effecten daarvan op zijn handelen en denken. Tevens is de weigering van klager om mee te werken aan het programma
Terugdringen Recidive (TR), dan wel enig andere behandeling te ondergaan reden voor afwijzing van de aanvragen geweest. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat.

Klager heeft hiertegen ingebracht dat hij niet wordt toegelaten tot het TR. Dit standpunt is onvoldoende onderbouwd. Ook de stelling van klager dat aan hem verlof moet worden verleend voordat geoordeeld kan worden of een dergelijk verlof rustig en
ongestoord kan verlopen, volgt de beroepscommissie niet. Hiervoor is van belang dat er een inschatting wordt gemaakt van het verwachte verloop van het verlof. In dit geval heeft de Staatssecretaris duidelijk en voldoende onderbouwd op grond waarvan hij
tot het oordeel is gekomen dat een eventueel verlof naar verwachting niet rustig en ongestoord zal verlopen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om hier anders over te oordelen.

De beroepen zullen dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 13 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven