Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2746/GA, 8 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2746/GA

betreft: [klager] datum: 8 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 2 augustus 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2013, gehouden in de p.i. Lelystad, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Ter Apel gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was
opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsman van klager, mr. H.P. Eckert, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op eigen cel voor de duur van zeven dagen, het uitsluiten van deelname aan activiteiten en uitsluiting van deelname aan de arbeid, in verband met klagers eigen veiligheid.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 26 februari 2013 heeft de directeur telefonische informatie van het GRIP ontvangen, dat klager zou worden bedreigd door twee medegedetineerden die
eveneens in de p.i. Ter Apel verblijven. Ook de moeder van klager zou door de twee medegedetineerden worden bedreigd met als doel de belastende verklaring die de moeder van klager heeft afgelegd, te beïnvloeden. De moeder van klager vreest voor de
veiligheid van haar zoon. Er is bewust voor gekozen om klager een ordemaatregel op te leggen om zijn veiligheid te garanderen. Er is niet voor gekozen om de medegedetineerden een ordemaatregel op te leggen, omdat zij ook een derde hadden kunnen
inschakelen om klager iets aan te doen. De kans hierop was aannemelijk. Er is geprobeerd de ordemaatregel onder verzachtende omstandigheden plaats te laten vinden. Als klager wilde bellen, douchen en of zijn cel wilde reinigen, dan werd dit toegestaan.
Ook zijn televisie is niet van cel gehaald. De informatie van het GRIP kwam aan het einde van de dag binnen, waardoor er de volgende ochtend meteen actie ondernomen moest worden. De veiligheid van klager stond voorop. De bedreigingen waren van
dusdanige
aard, dat de twee medegedetineerden op de GVM-lijst zijn geplaatst. De directeur kon na de informatie van het GRIP niet overzien wat er zou gebeuren. De directeur kon niet inschatten of het afzonderen van de twee medegedetineerden van klager voldoende
zou zijn. Dit zou ook een signaal kunnen zijn naar buiten, aangezien de bedreiging ookvan buiten de inrichting zou kunnen plaatsvinden.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De directeur kan een gedetineerde uitsluiten van deelname aan activiteiten en in afzondering plaatsen indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is.

Op 26 februari 2013 aan het eind van de dag ontving de directeur telefonisch bericht van het GRIP dat klager en zijn moeder zouden worden bedreigd door twee medegedetineerden in verband met het strafrechtelijk onderzoek van de betreffende
medegedetineerden. Na ontvangst van deze informatie kan de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie niet anders reageren dan door direct of in ieder geval zo spoedig mogelijk veiligheidsmaatregelen te treffen. De beroepscommissie stelt vast
dat de directeur alternatieven heeft overwogen, door de betreffende medegedetineerden af te zonderen. De directeur heeft echter gemeend dat hierdoor de veiligheid van klager niet (voldoende) kon worden gegarandeerd. Tegen deze achtergrond is de
beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden beschouwd. De beroepscommissie neemt hierbij tevens in aanmerking dat de afzondering onder
verzachtende omstandigheden heeft plaatsgevonden. Klager behield zijn televisie en mocht bellen, douchen of zijn cel reinigen als hij daar om verzocht. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter
zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 8 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven