Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3702/GA, 7 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3702/GA

betreft: [klager] datum: 7 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 oktober 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De directeur van de locatie Roermond heeft op 16 december 2013 schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, omdat uit informatie volgt dat klager mogelijk verantwoordelijk is voor het aanzetten tot mishandeling van een medegedetineerde en
het aanzetten tot opruiend gedrag onder de overige gedetineerden, welke maatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de locatie De Geerhorst.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De ordemaatregel is gebaseerd op onjuiste informatie. Klager ontkent betrokken te zijn bij aanzet tot mogelijke
strafbare feiten jegens één of meerdere medegedetineerden en tot opruiend gedrag onder medegedetineerden. Klager weet niet waarom de maatregel is opgelegd. Wellicht dat het te maken had met een incident dat de dag daarvoor had plaatsgevonden. Klager
heeft dertien dagen in de afzonderingscel gezeten en hij is met spoed overgeplaatst. Hij vreest dat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling door de maatregel in gevaar komt. Klager verzoekt de beroepscommissie te bepalen dat de gegevens die geleid
hebben tot de beslissing van de directeur aan hem ter hand te stellen en een viertal personeelsleden te horen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en wijst mede in het licht van na te nemen beslissing het verzoek om getuigen te horen af.

Ingevolge artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw, kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, indien dit in het belang is van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel indien dit in
het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden als genoemd in artikel 23, eerste
lid, van de Pbw.

In de schriftelijke mededeling van 25 juli 2013 zijn de volgende redenen ten grondslag gelegd aan de maatregel: “Er heeft mij informatie bereikt waaruit men kan opmaken dat u mede verantwoordelijk bent voor een aanzet tot mogelijke mishandeling van een
medegedetineerde en tot het aanzetten tot opruiend gedrag onder de overig gedetineerden. In deze komt u ook als een negatieve sfeerbepaler in beeld. Vandaar deze maatregel die ik u opleg in afwachting tot een overplaatsing naar een andere inrichting.”

Met gelet op het ingrijpende karakter van de afzonderingsmaatregel, is verslaglegging van feiten en/of omstandigheden die aan een dergelijke maatregel ten grondslag liggen nodig. Die noodzaak is er niet alleen om te kunnen vaststellen welk voorval of
voorvallen aan de maatregel ten grondslag ligt of liggen en te toetsen of die/dat voorval(len) voldoende aannemelijk is/zijn en al dan niet voor de verantwoordelijkheid van de gedetineerde komen, maar eveneens om te kunnen beoordelen of de opgelegde
maatregel in de gegeven omstandigheden redelijk en billijk is. Nadere gegevens omtrent het voorval of voorvallen bevinden zich niet in het dossier en zijn ook bij de behandeling van het beklag of beroep niet anderszins naar voren gekomen. Gelet hierop
zal de beroepscommissie het beroep en het onderliggende beklag gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie een tegemoetkoming toekennen. De beroepscommissie zal de
tegemoetkoming vaststellen op € 130,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 130,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven