Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3180/JA, 2 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3180/JA

betreft: [klager] datum: 2 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 12 augustus 2013 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1992], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2013, gehouden in de j.j.i. Teylingereind, zijn gehoord [...], directeur behandeling en [...], juriste, beide bij de j.j.i. Teylingereind.
Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klagers veiligheid niet voldoende was gewaarborgd toen zijn oproep via de intercom op 28 juni 2013 niet direct werd beantwoord.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van
€ 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn beklag, nu er geen sprake is van een beslissing van de directeur al dan niet op de intercom oproep te reageren. De jeugdigen hebben uiteraard wel recht op een reactie, maar er moet wel
werkelijk iets bijzonders aan de hand zijn.
De jongeren nemen deel aan het dagprogramma. Doen zij dit niet, dan worden zij ingesloten op hun kamer. Het is mogelijk dat er tijdelijk geen groepsleider aanwezig is omdat deze bijvoorbeeld mee is naar de sport. De intercom wordt dan doorgeschakeld
naar de centrale post. Het kan zijn dat de groepsleider dat hier vergeten is. Voorheen werd dit door de groepsleider gedaan, inmiddels wordt dit door de beveiliging geregeld.
Er is naderhand geen gesprek met klager geweest, mede omdat hij kort daarna in vrijheid is gesteld.
Er had geen tegemoetkoming toegekend dienen te worden nu niet is aangetoond dat klager door de latere reactie schade zou hebben geleden.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 17 van de Bjj houdt in dat de directeur de wijze van onderbrenging van de jeugdige bepaalt. Uit het tweede en vijfde lid blijkt dat de kamer die de directeur aan een jeugdige toewijst moet voldoen aan een aantal eisen welke zijn vastgelegd in
de
Regeling eisen kamer justitiële jeugdinrichtingen. Artikel 7 van deze regeling bepaalt dat de kamer moet zijn voorzien van een intercom of bel waarmee vanuit de kamer te allen tijde het inrichtingspersoneel kan worden opgeroepen.
Vorenstaande impliceert reeds dat op het inrichtingspersoneel de plicht rust te reageren op een dergelijke oproep. Door aan een oproep niet binnen een redelijke termijn gehoor te geven schendt het betreffende personeelslid, en daarmee de directeur,
zijn
jegens de jeugdige bestaande zorgplicht.
Klager is daarmee terecht ontvangen in zijn beklag.

Verder overweegt de beroepscommissie dat indien een jeugdige een oproep doet via de intercom, daarop adequaat gereageerd dient te worden. Gezien de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager minimaal 20 minuten
moest wachten voordat op zijn oproep gereageerd werd, hetgeen niet als adequaat reageren aangemerkt kan worden. Door de directeur is ook niet betwist dat er niet tijdig op de oproep gereageerd is. Door het niet tijdig reageren kan de veiligheid van de
jeugdige in het geding komen. Het beroep tegen de gegrondverklaring van het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep tegen de toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat klager in zijn beklag heeft aangegeven dat het een uur geduurd heeft voor er op zijn oproep gereageerd werd. Hij heeft echter op geen enkele wijze
aangegeven
op welke wijze in het onderhavige geval zijn veiligheid in het geding was. Ook is hij niet ter zitting verschenen om een nadere toelichting te geven.
Het beroep van de directeur tegen de toegekende tegemoetkoming zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de gegrondverklaring van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de toegekende tegemoetkoming gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van dat onderdeel en bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 2 januari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven