Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3465/GV, 20 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3465/GV

betreft: [klager] datum: 20 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.G.J. Knoops, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 oktober 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit de opmerkingen van de medisch adviseur kan worden opgemaakt dat het vooral de stress van de detentie is die in combinatie met de gezondheidsproblemen er debet aan is dat de gezondheid van klager steeds brozer wordt. Het bieden van adequate zorg zal
steeds moeilijker worden en daarom denkt de medisch adviseur aan een alternatieve vorm van detentie tot de einddatum in mei 2015. De huidige regels bieden de mogelijkheid dat klager het laatste jaar van zijn detentie met enkelbandje naar huis kan en
dat
zou met ingang van mei 2014 zijn. In zijn beleidsvoornemens breidt de Staatsecretaris de mogelijkheid van een enkelbandje uit tot de laatste 18 maanden van detentie. Er is alle reden om vooruit te lopen op deze beleidsvoornemens en dat zou betekenen
dat
klager met ingang van 22 november 2013 de inrichting zou kunnen verlaten. Inmiddels is de selectiefunctionaris verzocht om klager vanaf 22 november 2013 zijn detentie te laten ondergaan door middel van een enkelbandje.
Ook in verband met de overige aspecten in het advies van de medisch adviseur is de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk te kwalificeren. Voorts heeft de medisch adviseur de visie van de inrichtingsarts van de penitentiaire inrichting Arnhem
verkeerd geïnterpreteerd. De inrichtingsarts zou in de week van 21 oktober 2013 contact hierover opnemen met de medisch adviseur en het is niet uitgesloten dat door de aanvullende informatie van de inrichtingsarts klager alsnog detentieongeschikt wordt
verklaard.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 7 oktober 2013, 13/3119/GV, klagers beroep tegen de afwijzing van het verzoek om strafonderbreking gegrond verklaard, omdat recente medische rapportage van drs. L en de verwijsbrief van klagers huisarts
niet aan de medisch adviseur waren voorgelegd. Deze zijn alsnog voorgelegd en op 14 oktober 2013 heeft de medisch adviseur zijn advies uitgebracht. In de bestreden beslissing is de passage uit dit advies aangehaald waarin wordt gesteld dat klager niet
detentieongeschikt is en er derhalve geen positief advies wordt gegeven voor strafonderbreking. Voorts stelt de medisch adviseur in zijn advies dat nagedacht zou moeten worden over alternatieve vormen van detentie. De selectiefunctionaris is het
daarmee
eens. Omstreeks eind januari 2014 gaan de laatste 18 maanden van klagers detentie in en klager komt dan in aanmerking voor detentiefasering. Daarvoor dient de reclassering een plan op te stellen en de p.i. Arnhem zal dit in gang moeten zetten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek, wegens moord.

Aan klager is een strafonderbreking van ruim twee maanden verleend om te herstellen van de operatie die hij op 25 april 2013 heeft ondergaan. Daardoor is de einddatum van zijn detentie veranderd en de wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt thans
op
of omstreeks 31 juli 2015. Namens klager is verzocht om strafonderbreking tot 22 november 2013 en vanaf die datum zou klager volgens de raadsman in aanmerking kunnen komen voor elektronische detentie.

Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze
redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.
Op 14 oktober 2013 heeft de medisch adviseur geconcludeerd dat klager thans niet detentieongeschikt is. De zorg voor zijn problemen die hij heeft ten gevolge van een zware operatie in april 2013 kunnen in of vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.)
geleverd worden. Er dreigt, ondanks hulp, wel psychische decompensatie en daardoor op termijn schade voor zijn gezondheidstoestand. Voorts stelt de medisch adviseur in zijn advies dat nagedacht zou moeten worden over alternatieve vormen van detentie.
Detentie op deze wijze in een gewone p.i. tot de v.i. datum lijkt niet reëel.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 20 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven