Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2617/SGA, 15 augustus 2013, schorsing
Uitspraakdatum:15-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2617/SGA

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 9 augustus 2013, inhoudende dat bij klager voordat hij zijn cel of aan
andere ruimte mag verlaten handboeien zullen worden aangelegd.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 augustus 2013, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 augustus 2013 en de nadere reactie van klagers raadsman, mr. G.V. van der Bom, van 15 augustus 2013.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker feitelijk al sedert 1 maart 2013 in een handboeienregime verblijft. Dit regime kan echter alleen incidenteel worden toegepast en dient telkens aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te
worden getoetst. Daarvan is ten aanzien van verzoeker geen sprake. Ondanks een gegrondverklaring van de beklagcommissie heeft het regime voortgeduurd. Pas na een uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ is er ten aanzien van
verzoeker een beslissing tot oplegging van het handboeienregime genomen. Het betreft hier echter een voortzetting van een al sedert 1 maart 2013 durende maatregel. De maatregel had feitelijk stopgezet moeten worden.
Verzoeker heeft overigens de psychiaters die tot het advies verzoeker een handboeienregime op te leggen niet gezien. Er hebben zich sinds verzoekers komst naar de locatie De Schie geen incidenten voorgedaan die het opleggen ven het handboeien regime
zouden rechtvaardigen.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 8 augustus 2013 een psychiater van het NIPF is verzocht een actueel oordeel te geven over de noodzaak verzoeker te boeien alvorens hij een ruimte verlaat. Verzoeker wilde de psychiater niet
spreken. Op 9 maart 2013 heeft de plaatsvervangend vestigingsdirecteur verzoeker gehoord. Verzoeker wilde het rapport van de psychiater niet in ontvangst nemen. Verzoeker gaf aan niet mee te willen werken aan spelletjes. Na alles overwogen te hebben is
besloten verzoeker voor de duur van twee weken een boeienregime op te leggen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.

Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing van de directeur van 9 augustus 2013 waartegen op dezelfde datum door verzoeker beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een
spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit de stukken blijkt dat de beslissing is
genomen op basis van de adviezen van de psychiater tijdens verzoekers verblijf in de penitentiaire inrichting Vught en de psychiater tijdens verzoekers verblijf in de locatie De Schie. Op 8 augustus 2013 is het meest recente psychiatrisch advies
opgemaakt. Hetgeen in de voorliggende periode aan de orde is geweest leent zich niet voor de onderhavige schorsingsprocedure.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden zijn er geen termen om over te gaan tot een schorsing van de bestreden beslissing. Vooralsnog is aannemelijk dat er bij het nemen van de beslissing de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 augustus 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven