Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3142/GA, 24 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3142/GA

betreft: [klager] datum: 24 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Bommer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 oktober 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Ooijerhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting Leeuwarden, is gehoord klagers raadsman mr. A.J.M. Bommer.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van voornoemde locatie heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, wegens betrokkenheid bij een geweldsincident.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is inderdaad sprake geweest van een geweldsincident. Klager was hier echter niet de aanstichter van, hij werd door een medegedetineerde bedreigd
met
een mes. Het aanwezige inrichtingspersoneel greep niet in en daarom was klager genoodzaakt zichzelf te verdedigen. Nu klager niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het incident, is een disciplinaire straf niet passend. Klager wenst een
financiële tegemoetkoming te ontvangen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het schriftelijke verslag blijkt dat de inrichtingsmedewerkers niet het gehele incident hebben waargenomen. Zij hebben gezien dat klager met een stoel op een medegedetineerde afliep en dat hij met deze stoel heeft uitgehaald naar deze
medegedetineerde. Nadat zij hebben ingegrepen hebben zij op de grond een etensmes gevonden. Of dit mes daadwerkelijk is gebruikt door de medegedetineerde is door hen niet waargenomen.

In artikel 51, vijfde lid, Pbw is bepaald dat ‘geen straf kan worden opgelegd, indien de gedetineerde voor het begaan van een feit (...) niet verantwoordelijk kan worden gesteld’. Nu de inrichtingsmedewerkers niet volledig hebben waargenomen wat er is
voorgevallen en het relaas van klager past binnen hetgeen de inrichtingsmedewerkers hebben gerapporteerd, acht de beroepscommissie het onvoldoende aannemelijk dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het geweldsincident. De opgelegde
disciplinaire straf is derhalve strijdig met het bepaalde in artikel 51, vijfde lid, Pbw. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan
klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en J. Schagen, MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 24 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven