Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2347/GA, 24 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2347/GA

betreft: [klager] datum: 24 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.N. Ritzer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juli 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Niendure,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, zijn gehoord klagers raadsman mr. T.N. Ritzer en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voornoemde locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in de eigen verblijfsruimte voor de duur van veertien dagen wegens de ontvangst van een uitleveringsbevel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In februari 2012 is er een Europees arrestatiebevel (EAB) door Duitsland uitgevaardigd jegens klager. Klager is wegens een ander feit in april 2012
aangehouden, waarna er op 27 juni 2012 een nieuw EAB is uitgevaardigd door Duitsland. Op 20 februari 2013 wordt klagers verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) beëindigd vanwege het EAB, nadat hij zo’n 25 verloven heeft genoten.
Dit
is voorbarig en disproportioneel. De daadwerkelijke uitlevering is eerst bevolen in de zomer van 2013.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 20 februari 2013 is het Bureau Selectie en Detentiefasering (BSD) telefonisch bericht, door het Openbaar Ministerie (OM) dat het
uitleveringsverzoek dat ten aanzien van klager was uitgevaardigd, is omgezet in een uitleveringsbevel. De Officier van Justitie gaf hierbij het advies om klager in een gesloten setting te plaatsen in verband met mogelijk vluchtgevaar.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat uit van de volgende feiten. In februari 2012 heeft Duitsland voor het eerst een uitleveringsverzoek, door middel van een EAB, aan Nederland gedaan met betrekking tot klager. Dit uitleveringsverzoek is op 27 juni 2012 herhaald
nadat klager in Nederland was aangehouden. Op dat moment was er nog geen sprake van een op klager gericht uitleveringsbevel. Op 20 februari 2013 heeft het OM aan locatie Niendure bericht dat er ten aanzien van klager een uitleveringsbevel is gegeven.

De beroepscommissie overweegt dat met de wijziging van het uitleveringsverzoek in een uitleveringsbevel, de juridische status van klager is gewijzigd. Ten tijde van het uitleveringsverzoek was niet duidelijk of, en wanneer klager aan Duitsland zou
moeten worden uitgeleverd. Deze situatie kan, zoals de raadsman van klager ter zitting heeft bevestigd, maanden tot jaren duren. Met het uitvaardigen van het uitleveringsbevel is concreet geworden dat klager dient te worden uitgeleverd aan de Duitse
autoriteiten. Gelet op deze wijziging kon de directeur in redelijkheid en billijkheid de bestreden ordemaatregel aan klager opleggen. Nu evenwel de mededeling, als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw niet binnen 24 uur na het nemen van die
beslissing is uitgereikt, moet worden geoordeeld dat die uitreiking niet onverwijld is geweest. Gelet daarop dient het beklag – op formele gronden – gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de uitreiking van de maatregel. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre met aanvulling van de gronden.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en J. Schagen, MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 24 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven