Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3207/GB, 23 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3207/GB

Betreft: [klager] datum: 23 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 september 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van het verzoek om plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 oktober 2005 in Nederland gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager bestrijdt dat hij zich gedurende een eerdere detentie op Curaçao heeft onttrokken aan zijn detentie. Nu de (gestelde) onttrekking in 2009 geen reden vormde voor afwijzing van klagers verzoek om deelname aan een penitentiair programma (p.p.), kan
klager niet inzien waarom deze omstandigheid thans wel wordt aangevoerd ter afwijzing van klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. Klager ontkent dat hij gedurende zijn deelname aan het p.p. een nieuw strafbaar heeft gepleegd. De enkele omstandigheid
dat klager voor dit feit is veroordeeld, dient niet te leiden tot een afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een b.b.i. Klagers gedrag in detentie heeft, anders dan in het selectieadvies staat, niet geleid tot oplegging van disciplinaire straffen.
De selectiefunctionaris verwijst naar de aan klager opgelegde disciplinaire straffen in verband met positieve urinecontroles. Uit het selectieadvies volgt echter dat de laatste disciplinaire straf aan klager is opgelegd op 31 mei 2011, zodat thans geen
waarde meer moet worden gehecht aan de destijds opgelegde disciplinaire straffen. Daarnaast werkt klager als reiniger in de p.i. Lelystad, hetgeen duidt op adequaat gedrag gedurende zijn detentie. Klager heeft blijkens het selectieadvies (begeleid)
incidenteel verlof genoten waarbij zich geen bijzonderheden hebben voorgedaan. Klager is bereid zich te houden aan voorwaarden die verbonden kunnen worden aan het verlof.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. Uit het selectieadvies blijkt dat klager samen met een medegedetineerde is ontvlucht vanuit een gevangenis op Curaçao. Klager is, nadat hij tien
maanden had deelgenomen aan een p.p., op 25 september 2010 door de politie aangehouden op verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit. Klager is inmiddels voor dit feit veroordeeld. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten
aanzien van klagers verzoek, gelet op klagers detentieverleden, het recidivegevaar en de ernst van de zaak, te weten een gewapende overval. Het Multidisciplinair Overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, vanwege klagers
delictgeschiedenis en vanwege het feit dat klager zich op Curaçao aan zijn detentie heeft onttrokken.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. afgewezen, omdat klager is ontvlucht vanuit een gevangenis op Curaçao en omdat hij een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd gedurende zijn deelname aan een p.p. Bij de
stukken bevindt zich een brief van de directeur van de Strafgevangenis en het Huis van Bewaring te Curaçao, d.d. 5 oktober 2013, waarin is aangegeven dat klager nooit heeft getracht vanuit een gevangenis op Curaçao te ontvluchten. In deze brief is
tevens vermeld dat klager samen met een aantal medegedetineerden op 8 december 2002 vanuit het politiebureau op Sint Maarten heeft getracht te ontvluchten. Nu de stelling dat klager heeft getracht te ontvluchten vanuit een gevangenis op Curaçao onjuist
blijkt te zijn en de poging tot ontvluchting vanuit het politiebureau op Sint Maarten elf jaar geleden heeft plaatsgevonden, is de beroepscommissie van oordeel dat deze omstandigheden niet ten grondslag kunnen worden gelegd aan een afwijzing van
klagers
verzoek om plaatsing in een b.b.i. Uit de stukken blijkt echter dat klager tijdens zijn deelname aan een p.p. als onderdeel van zijn vorige detentie een nieuw strafbaar feit, te weten een gewapende overval, heeft gepleegd waarvoor hij thans in detentie
verblijft. Klager is in hoger beroep voor dit feit veroordeeld tot een lange gevangenisstraf. Daarnaast blijkt uit het selectieadvies dat de reclassering vooralsnog negatief heeft geadviseerd ten aanzien het verlenen van vrijheden aan klager gedurende
zijn detentie. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 23 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven