Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2600/TA, 19 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2600/TA

betreft: [klager] datum: 19 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 augustus 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC 2landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. E.E. Dirks, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. A.J.G. Tijhuis en namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting [...], juridisch medewerker en [...], hoofd behandeling

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het moeten verrichten van corveetaken ondanks klagers fysieke beperkingen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wordt gedwongen corvee te doen, terwijl hij daar lichamelijk niet toe in staat is. Begin augustus 2013 is bij de klager de ziekte MS geconstateerd. Klager heeft al drie jaar symptomen van deze ziekte en heeft in 2012 enkele hartinfarcten gehad.
Gezien zijn fysieke klachten en hartritmestoornissen kan klager geen corveetaken verrichten. Volgens klager wordt hij door medepatiënten mishandeld als hij zijn corveetaken niet uitvoert. Het personeel heeft hem nooit geholpen met zijn corvee.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Nu bij klager de ziekte MS is geconstateerd hoeft hij (sinds augustus 2013) geen corvee meer te verrichten. In de maanden juni/juli 2013 kon klager nog wel lichte corveewerkzaamheden verrichten. Zodra klager aangaf dat het corvee voor hem onmogelijk
is,
werd hij door een personeelslid geholpen.
Het komt voor dat medepatiënten corveetaken overnemen. Het corveerooster wordt een tijd van te voren opgesteld en het zou kunnen dat aan klager bepaalde taken waren toebedeeld die hij niet meer kon verrichten. In het afgelopen jaar is klager vaak
opgenomen geweest in het ziekenhuis, maar er waren ook periodes dat klager fysiek goed was. Er is niets bekend over enige mishandeling van klager door medepatiënten.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat klager corveetaken moest verrichten waartoe hij fysiek niet in staat was. Fysieke klachten hoeven bovendien het verrichten van corveetaken niet geheel in de weg te staan.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 19 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven