Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3181/GV, 25 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3181/GV

betreft: [klager] datum: 25 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.R. Bügel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 september 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. J.R. Bügel, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is tijdens zijn regimaire verlof in februari 2013 aangehouden op verdenking van bedreiging en het in het bezit hebben van harddrugs. Echter, klager ontkent deze feiten te hebben begaan en tot op
heden hebben er geen vervolgingshandelingen plaatsgevonden op basis van deze verdenking. Derhalve staat niet vast dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten tijdens verlof. De positieve score op THC bij de urinecontrole van 12 augustus
2013 is het gevolg van passief meeroken met andere cannabisrokers tijdens verlof. Klager is geen actieve cannabisgebruiker en betwist dat hij tijdens zijn verlof cannabis heeft gebruikt.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is tijdens zijn verlof in februari 2013 opgepakt en was daarbij in het bezit van harddrugs. Tevens schijnt hij verbale bedreigingen geuit te hebben. Voorts heeft klager
na terugkomst van zijn verlof in augustus 2013 bij een urinecontrole positief getest op THC. Klager stelt dat hij tijdens zijn verlof in een omgeving heeft verbleven waar veel drugs werd gebruikt. Kennelijk neemt klager het risico van een positieve
score voor lief door zich in een dergelijke situatie te begeven. Uit bovenstaande omstandigheden kan geconcludeerd worden dat klager moeite heeft zich te houden aan de met hem gemaakte afspraken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits aan het verlof bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres in Lelystad.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 6 jaar en 8 maanden met aftrek, wegens (poging en/of medeplegen van) doodslag en diefstal met geweld. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis van acht dagen op grond van de wet Terwee te ondergaan. De
vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 7 februari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de bestreden beslissing van de Staatssecretaris volgt dat klagers verlofaanvraag is afgewezen op grond van artikel 4, aanhef en onder d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting – gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het
nakomen
van afspraken.

Uit het advies vrijheden van de p.i. Almere blijkt dat klager op 24 februari 2013 tijdens zijn regimair verlof – hij verbleef toen in de z.b.b.i. Westlinge – is aangehouden door de politie Lelystad in verband met het uiten van verbale bedreigingen en
het in bezit hebben van harddrugs. Als gevolg hiervan is hij teruggeplaatst naar een gesloten inrichting (de p.i. Almere). Klagers eerste aanvraag om algemeen verlof is vanwege bovengenoemd incident afgewezen. Zijn tweede aanvraag om algemeen verlof is
toegewezen. Van 9 augustus 2013 tot en met 11 augustus 2013 is klager, vanuit de p.i. Almere, met algemeen verlof geweest. Na terugkomst van zijn algemeen verlof is bij klager op 12 augustus 2013 een urinecontrole afgenomen. Bij die urinecontrole is
een
THC-waarde van 87 mg/ml gemeten, hetgeen duidt op het gebruik van cannabis. Als gevolg hiervan heeft klager op 16 augustus 2013 een voorwaardelijke disciplinaire staf van drie dagen opsluiting in de eigen cel opgelegd gekregen.

Gelet op de bovengenoemde incidenten, die beide hebben plaatsgevonden tijdens een verlof van klager, is de beroepscommissie is van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er onvoldoende vertrouwen bestaat in een goede
afloop van klagers algemeen verlof.
De beslissing van de Staatssecretaris om klagers verzoek om verlof af te wijzen kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – waaronder ook het positieve advies van de inrichting – en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel
4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos leden, in tegenwoordigheid van M. van Aalst, secretaris, op 25 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven