Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3530/GV, 9 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3530/GV

betreft: [klager] datum: 9 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Heemskerk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 oktober 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.W. Heemskerk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers detentie is over drie maanden afgelopen. Hij wenst dan juist een rustige en ongestoorde terugkeer in de maatschappij te krijgen en zal het verlof gebruiken om dit te realiseren. De rechtbank is
voorbij gegaan aan het advies van de reclassering om hem klinisch te laten behandelen. De selectiefunctionaris gebruikt ten onrechte de reden van een nog te ondergane klinische behandeling om het verlof niet toe te staan. Hij bezoekt op vrijwillige
basis een psycholoog binnen de locatie Zuyder Bos. Er is op dit moment al sprake van een behandeling. Klager heeft Limburg verlaten om zich te settelen in Noord-Holland en daar een nieuw bestaan op te bouwen zonder de negatieve invloed van zijn
verleden. De selectiefunctionaris stelt dat klager al in het verleden heeft laten zien dat hij zich niet aan afspraken houdt. Deze stellingname wordt niet geconcretiseerd zodat klager zich niet naar behoren kan verweren tegen deze aantijging. Op deze
niet onderbouwde grond mag geen afwijzing van het verzoek om algemeen verlof volgen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een schorsing genoten van 9 januari 2012 tot 20 juli 2012 onder voorwaarde. Deze voorwaarde heeft hij overtreden. Het ging om een contactverbod met zijn ex-vriendin. Vervolgens is klager tijdens zijn detentie in de locatie De Geerhorst
aangehouden wederom wegens ernstige bedreiging van zijn ex-vriendin. Dit heeft niet geleid tot een nieuwe voorlopige hechtenis, omdat de rechter-commissaris aangaf dat klager al voor een lange periode gedetineerd is. Klager heeft een ernstig delict
gepleegd dat hij blijft ontkennen. Hij heeft geen probleeminzicht. Hij is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis die volgens de reclassering behandeld dient te worden. Die behandeling zou plaats moeten vinden in de FPP De Horst. Zolang er
geen behandeling plaatsvindt en klager zijn problematiek niet erkent en ook het slachtoffer, zijn ex-vriendin, niet serieus neemt – volgens klager zou zijn ex-vriendin alleen aangifte hebben gedaan om klager dwars te zitten – is er geen vertrouwen in
het verlenen van verlof. Gezien klagers nog relatief korte strafrestant is gevraagd om de behandeling te bespoedigen. Met een reclasseringsrapport om hem in een penitentiair programma te plaatsen met ET en GPS zou hij buiten de inrichting kunnen
faseren. Zonder deze maatregelen wordt het gevaar voor zijn ex-vriendin te groot geacht en dat belang weegt zwaarder dan het belang van klager bij verlofverlening zonder behandeling of maatregel.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven dit keer geen bezwaar te hebben gezien het feit dat de bewaring is afgewezen.
De politie heeft positief geadviseerd ter zake van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens valse bommelding en opzettelijke brandstichting. De datum van invrijheidstelling is bepaald op 21 januari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag, welk verlof door klager is aangevraagd om zich bij de GBA in te schrijven.

Door de selectiefunctionaris is gesteld dat zolang er geen behandeling plaatsvindt, klager zijn problematiek niet erkent en dat, nu hij het slachtoffer, zijn ex-vriendin, niet serieus neemt er geen vertrouwen is in het verlenen van verlof. Uit een
schrijven van de directeur van de locatie Zuyder Bos van 18 oktober 2013 volgt echter dat klagers behandeling nog niet is aangevangen, omdat er sprake is van een wachtlijst. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan derhalve de vertraging die
ontstaan is voor wat betreft de behandeling van klager niet aan klager worden verweten. Voor wat betreft de bedreiging van klagers ex-vriendin in 2012 stelt de beroepscommissie vast dat niet is gebleken dat klager ter zake nog strafrechtelijk zal
worden
vervolgd.
In het advies vrijheden wordt klagers gedrag positief beschreven en aangegeven dat hij gemaakte afspraken in de inrichting goed nakomt. Het advies van het OM is positief. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande en met name de
nabije datum van klagers invrijheidstelling, de beslissing van de Staatssecretaris als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beroep gegrond verklaren en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven