Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3175/GV, 6 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3175/GV

betreft: [klager] datum: 6 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.T.E. Vis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 september 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. J.T.E. Vis, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van oordeel dat de door de selectiefunctionaris aangevoerde bezwaren minder zwaar wegen dan het belang van klager bij een tijdige voorbereiding op zijn terugkeer in de maatschappij. Klagers re-integratie in de maatschappij dient op een
verantwoorde en geleidelijke manier plaats te vinden. Klager heeft een verlofadres opgegeven buiten de gemeente waar het slachtoffer woont. Hij heeft tevens ingestemd met een gebiedsverbod voor de gemeente waarin het slachtoffer woont en met een
contactverbod met het slachtoffer.
Klager beschikt niet over de adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie.

In een aanvullend beroepschrift van 29 november 2013 wordt verwezen naar een schrijven van het slachtoffer en haar wettelijke vertegenwoordiger. Hierin is aangegeven dat het slachtoffer en haar wettelijke vertegenwoordiger geen bezwaar hebben tegen het
toekennen van verlof aan klager en het verblijf van klager op het opgegeven verlofadres, mits klager zich aan een aantal voorwaarden houdt. Deze komen neer op een contactverbod en een locatieverbod voor een aantal plaatsen, op tijdstippen dat het
slachtoffer zich daar bevindt.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen naar aanleiding van de negatieve adviezen van het OM, de politie en de directie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager is veroordeeld tot achttien maanden jeugddetentie. Klager komt derhalve volgens de bij de inrichting bekende gegevens
niet in aanmerking voor verlof.
Het OM heeft negatief geadviseerd vanwege het door klager gepleegde delict, het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer en het risico van maatschappelijke onrust.
De politie heeft eveneens negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om algemeen verlof. Het opgegeven verlofadres betreft het adres waar klager ingeschreven staat. Dit adres is niet bezocht. Klager is veroordeeld voor het plegen van een
zedendelict. Uit onderzoek is gebleken dat het door klager opgegeven verlofadres op minder dan vijf kilometer van het adres van het slachtoffer is gelegen. De wijk Kralingseveer maakt deel uit van de gemeente Rotterdam, maar is geheel op Capelle aan
den
IJssel georiënteerd. De kans dat er een ongewenste confrontatie met het slachtoffer zal plaatsvinden is aanwezig en bijzonder ongewenst. Op dit moment gaat het psychisch niet goed met het slachtoffer en de wetenschap dat klager met verlof mag, zal
ernstige gevolgen voor het slachtoffer en de familie van het slachtoffer hebben.

3. De beoordeling
Namens de beroepscommissie is het vonnis dat de rechtbank Rotterdam heeft gewezen
inzake de delicten die klager als minderjarige heeft gepleegd opgevraagd. Dit vonnis, is na de nodige vertraging, uiteindelijk op 28 november 2013 bij het secretariaat van de Raad binnengekomen.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot achttien maanden jeugddetentie, wegens het plegen van een zedendelict met een minderjarige. De jeugddetentie wordt ten uitvoer gelegd in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. De wettelijk vroegst
mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 juni 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

De voorwaarden voor algemeen verlof zijn opgenomen in artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Ingevolge het eerste lid van dit artikel komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking wanneer hij, al
dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Ingevolge artikel 1 onder s van de Pbw wordt onder het begrip vrijheidsstraf verstaan: gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. In de
toelichting op dit artikel staat: “Het begrip vrijheidsstraf is limitatief van aard. Hieronder vallen in het bestek van deze wet, voor zover hier van belang: (vervangende) jeugddetentie (artikel 77h, eerste lid, onder a, resp. artikel 77l, derde lid,
Sr). De aan klager opgelegde straf valt derhalve onder het begrip vrijheidsstraf zoals bedoeld in de Pbw. Klager komt gelet op het vorenstaande in aanmerking voor algemeen verlof.

Bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof dient een belangenafweging te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager van het verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving.
Confrontatie met het slachtoffer van een delict is één van die (in de wet vastgelegde) algemene belangen. Indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond van dat gevaar, is het – in het kader van een zorgvuldige belangenafweging – van belang dat dit
gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. Uit de stukken blijkt dat het door klager opgegeven verlofadres op minder dan vijf kilometer afstand van het woonadres van het slachtoffer is gelegen. Deze omstandigheid zou een grond kunnen vormen voor
afwijzing
van klagers verzoek om algemeen verlof. Nu het slachtoffer en haar wettelijke vertegenwoordiger in een door klagers raadsman toegestuurd schrijven hebben aangeven geen bezwaar te hebben tegen het toekennen van verlof aan klager en het verblijf van
klager op het opgeven verlofadres, mits klager zich aan een aantal voorwaarden houdt, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet langer stand kan houden. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden
beslissing zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal, in het licht van deze nieuwe informatie, worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De
beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 6 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven