Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3560/SGA, 31 oktober 2013, schorsing
Uitspraakdatum:31-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/3560/SGA
Betreft : [klager] datum: 31 oktober 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Kruisberg Doetinchem.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 28 oktober 2013, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 28 oktober 2013 om 10.30 uur en eindigende op 4 november 2013 om 10.30 uur, wegens het via geluidsoverlast
verstoren van de orde en rust in de inrichting.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 28 oktober 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 31 oktober 2013.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Verzoeker heeft aangevoerd dat het verslag pas na enkele dagen, te weten op 28 oktober 2013, is afgehandeld. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag en de schriftelijke mededeling, komt naar voren dat het schriftelijke
verslag op 25 oktober 2013 is aangezegd en de directeur op 28 oktober 2013 aan verzoeker de onderhavige disciplinaire straf heeft opgelegd. Uit artikel 50, tweede lid, van de Pbw volgt dat de directeur zo snel mogelijk beslist over het opleggen van een
disciplinaire straf nadat hem het verslag, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, is gedaan. De directeur heeft aangegeven dat het voorval plaatsvond op vrijdagavond 25 oktober 2013 om 21.45 uur bij het oversluiten door de nachtdienst en
dat
hij,nu er in het weekend geen directielid in de inrichting is geweest, op 28 oktober 2013 om 10.30 uur het verslag heeft afgehandeld. Naar het oordeel van de voorzitter is het aan de directeur er voor zorg te dragen dat een schriftelijk verslag hem of
zijn plaatsvervanger zo spoedig mogelijk bereikt. Nu het verslag pas na drie dagen is afgehandeld en vooralsnog niet gebleken is dat sprake was van een bijzondere situatie, is het verslag dan ook – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – te
laat
afgehandeld. De tenuitvoerlegging van de beslissing van 28 oktober 2013 komt dan ook voor schorsing in aanmerking en het verzoek zal worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 31 oktober 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven