Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1954/TA, 2 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1954/TA

betreft: [klager] datum: 2 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 juni 2013 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], psychiater, en [...], juridisch medewerker. De
raadsman
van klager, mr. S.O. Roosjen, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de voortzetting van het verblijf op de afdeling voor intensieve zorg (K-2013-000034);
b. de maatregel van afzondering wegens vermissing van een mes (K-2013-000035);
c. het afsluiten van de stroomtoevoer van 4 t/m 11 maart 2013 (K-2013-000036).

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en b ongegrond verklaard en het beklag wat betreft onderdeel c gegrond en daarbij bepaald dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Indertijd is aan klager medegedeeld dat de plaatsing op de afdeling Olivijn, een afdeling voor zeer intensieve zorg (hierna: de ZIZ-afdeling)
drie maanden zou duren en dat daarna bekeken zou worden of de plaatsing zou worden voortgezet. Als aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan, zou hij worden teruggeplaatst naar een reguliere afdeling. Klager heeft op grond hiervan kunnen en mogen
concluderen dat de plaatsing drie maanden zou duren. Dit betekent ook dat er voor klager geen reden bestond om in beklag te gaan tegen het feit dat in de plaatsingsbeslissing geen termijn was opgenomen. Klager is van mening dat hij aan de voorwaarden
voor beëindiging van de plaatsing op de ZIZ-afdeling heeft voldaan en dat de plaatsing daarom na drie maanden beëindigd had moeten worden. Klager is uiteindelijk weggeplaatst naar een crisisafdeling.
Klager kan op zich de ernst inzien als een mes op een afdeling voor bijzondere zorg wordt vermist. Hij meent dat de periode van afzondering buitensporig lang heeft geduurd. Binnen enkele dagen zou het mogelijk moeten zijn om de afdeling zeer grondig te
doorzoeken en tot de conclusie te komen dat het mes kennelijk niet aangetroffen kon worden. Klager heeft niets met de vermissing van het mes te maken gehad en dit onmiddellijk aangegeven toen de maatregel werd opgelegd. Klager is nooit betrokken
geweest
bij agressieve incidenten waarbij een dergelijk wapen is gebruikt. Eerst was er een reguliere controle, toen een controle met spiegels en uiteindelijk met een metaaldetector. Het mes is nog steeds niet boven water gekomen.
Klager meent dat hem ten onrechte geen tegemoetkoming is toegekend na de gegrondverklaring van zijn klacht over het afsluiten van de stroomtoevoer. Klager begrijpt niet dat zijn opmerking `dat hij door het indienen van beklag een statement heeft willen
maken', is uitgelegd als zou hij daarmee zijn recht op een tegemoetkoming laten varen. Klager heeft veel tijd en energie in deze beklagzaak gestoken. Hij wil een tegemoetkoming van minimaal € 50,= en verzoekt de beroepscommissie de inrichting een boete
op te leggen van € 340,=. Klager heeft 12 dagen zonder stroom gezeten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het was niet de bedoeling dat klager langdurig op de afdeling Olivijn zou verblijven. Na drie maanden zou de situatie besproken
worden binnen de trajectcommissie. De beginperiode van klagers verblijf op de ZIZ-afdeling verliep echter niet goed. Er was geen controle mogelijk. Later is alsnog het groene licht gegeven om voorbereidingen te treffen voor een overplaatsing naar de
afdeling Jade. De inrichting betreurt het dat bij klager het beeld is ontstaan dat hij na drie maanden zou worden weggeplaatst uit de ZIZ-afdeling.
De inrichting heeft zich veel moeite getroost om het zoekgeraakte mes te vinden, helaas zonder resultaat.
Toen duidelijk werd dat het afsluiten van de stroomtoevoer niet mogelijk was is deze maatregel opgeheven. Voor de beklagcommissie heeft klager geen bedragen voor de tegemoetkoming genoemd. Van belang is dat klager niet de gehele tijd zonder stroom
heeft
gezeten.

3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie met dien verstande dat de beroepscommissie geen aanleiding heeft te veronderstellen dat bij voorbaat aan
klager is medegedeeld dat hij drie maanden op de ZIZ-afdeling zou verblijven. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie met dien verstande dat uit de stukken naar voren komt dat na de vermissing van het mes op 1 maart 2013 op
diezelfde dag en vervolgens op 4 en 8 maart 2013 op de afdeling en in de verblijfsruimten van de verpleegden is gezocht naar het mes. Het mes werd niet teruggevonden. Tegen deze achtergrond is de maatregel van afzondering die tot 11 maart 2013 heeft
voortgeduurd niet onredelijk lang. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
Het beroep richt zich tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming door de beklagcommissie na gegrondverklaring van klagers beklag. Nu klager enig ongemak heeft ondervonden van het afsluiten van de stroomtoevoer tijdens de nacht, kan de
beroepscommissie zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie klager geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal alsnog een tegemoetkoming vaststellen, namelijk een bedrag
van € 10,=. De beroepscommissie merkt nog op dat de tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager geleden ongemak. Verder voorziet de Bvt niet in de mogelijkheid voor de beroepscommissie tot het opleggen van een boete aan het hoofd van de inrichting.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de onderdelen a en b ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van gronden.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel c van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven