Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2368/GA, 27 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2368/GA

betreft: [klager] datum: 27 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Swart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos, en [...], juridisch medewerker van de
locatie Zuyder Bos.
Klager en zijn raadsvrouw, mr. N. Swart, hebben geen gebruik gemaakt van de hen geboden gelegenheid om ter zitting door de beroepscommissie te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens de vondst van twee SIM-kaarten (verstopt in een toiletrol) in klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep richt zich uitdrukkelijk alleen tegen de ongegrond verklaring van het beklag met kenmerk 2013/569. Aan klager is ten onrechte een
disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Klager heeft van meet af aan betwist dat de in zijn cel aangetroffen SIM-kaarten zijn eigendom waren als ook dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de SIM-kaarten in zijn
cel. Klager verblijft samen met een aantal medegedetineerden in een ‘huisje’. Hij had de toiletrol meegenomen vanaf de afdeling zonder dat hij wist dat een medegedetineerde hier kennelijk twee SIM-kaarten in had verstopt. De beklagcommissie heeft
overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn gevonden voor de stelling dat de twee SIM-kaarten niet aan klager toebehoren. Echter, bij brief van 18 juni 2013 heeft klagers raadsvrouw de beklagcommissie verzocht om de directeur de opdracht te geven na
te
gaan welke informatie op de SIM-kaarten staat. Op deze wijze had eenvoudig kunnen worden aangetoond dat de informatie die op de SIM-kaarten staat, niet aan klager te linken valt. Niet gebleken is dat een dergelijk onderzoek is gedaan.

In het beroepschrift van 24 juli 2013 heeft de raadsvrouw de beroepscommissie verzocht de directeur op te dragen om na te gaan of is onderzocht welke informatie op de SIM-kaarten staat, dan wel om alsnog onderzoek te doen naar de informatie die op de
SIM-kaarten staat.
Bij brief van 11 oktober 2013 heeft klagers raadsvrouw, naar aanleiding van een telefoongesprek met het secretariaat van de Raad, bovengenoemd verzoek rechtstreeks bij de directeur ingediend. Bij brief van 25 oktober 2013 heeft klagers raadsvrouw
verzocht om, in geval de directeur ter zitting te kennen geeft dat een onderzoek naar de SIM-kaarten nog wel mogelijk is, de behandeling van het beroep aan te houden.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De bestreden disciplinaire straf is opgelegd, omdat in klagers cel twee SIM-kaarten, verstopt in een toiletrol, zijn aangetroffen.
Klager
is verantwoordelijk voor de voorwerpen die hij op zijn cel heeft. Toiletrollen worden aan de gedetineerden uitgedeeld door het personeel van de afdeling visitatie. Het is niet zo dat gedetineerden toiletrollen ergens kunnen afhalen. Het is voor
gedetineerden niet gebruikelijk (en ook niet nodig) om toiletrollen op de afdeling te halen. Desgevraagd antwoordt de directeur dat gedetineerden niet op een andere wijze, dan door middel van uitreiking door het personeel van de afdeling visitatie, aan
toiletrollen kunnen komen. Anders dan de raadsvrouw stelt, is er wel degelijk getracht na te gaan welke informatie op de SIM-kaarten staat. De teamleiders hebben geprobeerd de aangetroffen SIM-kaarten uit te lezen, echter dit is niet gelukt omdat beide
SIM-kaarten geblokkeerd waren.

3. De beoordeling
Klagers raadsvrouw heeft de beroepscommissie verzocht de behandeling van het beroep aan te houden in geval de directeur ter zitting te kennen zou geven dat het alsnog mogelijk is na te gaan welke informatie op de SIM-kaarten staat. Ter zitting heeft de
directeur te kennen gegeven dat de SIM-kaarten niet konden worden uitgelezen, omdat deze geblokkeerd waren. Gelet hierop overweegt de beroepscommissie dat de behandeling van het beroep niet zal worden aangehouden. De beroepscommissie acht zich, op
basis
van de stukken en hetgeen de directeur ter zitting heeft aangevoerd, voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

De beklagcommissie heeft, in navolging van het klaagschrift van de raadsvrouw van 13 juni 2013, het beklag opgesplitst in twee onderdelen: (1) de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf en (2) het niet nakomen van de procedurevoorschriften

met name het niet tijdig uitreiken van de beschikking. De beklagcommissie heeft het eerste beklag (kenmerk 2013/569) ongegrond verklaard en heeft het tweede beklag (kenmerk 2013/560) gegrond verklaard. In het beroepschrift staat dat het beroep
uitdrukkelijk alleen is gericht tegen de ongegrond verklaring van het beklag met kenmerk 2013/569. Gelet hierop zal de beroepscommissie in deze uitspraak enkel beoordelen of de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf kan worden aangemerkt
als (on)redelijk en (on)billijk. De vraag of bij de oplegging van de disciplinaire straf de procedurevoorschriften zijn nageleefd zal in deze uitspraak buiten beschouwing blijven.

Vast staat dat op klagers cel een tweetal SIM-kaarten, verstopt in een toiletrol, zijn aangetroffen. De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde in beginsel verantwoordelijk is voor de voorwerpen op zijn cel en dat de vondst van contrabande
aanleiding kan zijn voor het opleggen van een disciplinaire straf. Dit is slechts anders indien de gedetineerde geen, althans in redelijkheid geen, enkel verwijt treft.

De beroepscommissie is – in aanmerking nemende de hierboven genoemde eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde – van oordeel dat van een gedetineerde, die een voorwerp van de afdeling meeneemt naar zijn cel – zoals klager stelt te hebben gedaan –
of een voorwerp aantreft in zijn cel, in redelijkheid kan worden verwacht dat hij dat voorwerp controleert op de aanwezigheid van contrabande. Niet is gebleken dat dit door klager is gedaan. Evenmin is gebleken dat de SIM-kaarten op zodanige wijze in
de
toiletrol waren verstopt dat deze slechts na een uitvoerige inspectie konden worden ontdekt.

Klagers raadsvrouw heeft aangevoerd dat, indien de SIM-kaarten worden onderzocht, kan worden aangetoond dat de informatie op de SIM-kaarten niet aan klager te linken valt.
Ter zitting heeft de directeur te kennen gegeven dat is getracht de SIM-kaarten uit te lezen, maar dat dit niet is gelukt, omdat deze geblokkeerd bleken te zijn.
Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie klagers stelling dat de SIM-kaarten niet aan hem toebehoren onvoldoende aannemelijk geworden. Overigens is de beroepscommissie van oordeel dat, indien uit onderzoek zou zijn gebleken dat de informatie
op de SIM-kaarten niet aan klager te linken zou zijn, dit niet zonder meer tot het oordeel had geleid dat de disciplinaire straf ten onrechte aan klager was opgelegd. Immers, een gedetineerde kan SIM-kaarten, die niet aan hem te linken zijn, onder zich
houden, bijvoorbeeld om deze voor een ander te bewaren of met het doel deze te verhandelen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur klager in redelijkheid verantwoordelijk heeft kunnen houden voor de aanwezigheid van de SIM-kaarten op zijn cel. De bestreden beslissing van de directeur tot oplegging van de disciplinaire straf kan
derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 27 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven