Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2637/GA, 20 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2637/GA

betreft: [klager] datum: 20 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Lans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. K. Lans, en [...]. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan
geen
gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve uitslag op het gebruik van softdrugs, bij een urinecontrole van 6 juni 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager volhardt bij zijn verklaring dat hij geen cannabis heeft gebruikt. Niet is onomstotelijk vast komen te staan dat klager cannabis heeft
gebruikt.
Klager is enkel gestraft op basis van een vermoeden. De beklagcommissie heeft het, in de rechtspraak van de beroepscommissie gehanteerde, uitgangspunt waarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde halfwaardetijd van THC van 36 uur onverkort toegepast op
klager. Echter, deze halfwaardetijd van 36 uur geldt niet voor iedereen; het is slechts een gemiddelde. De beklagcommissie heeft in haar uitspraak geen rekening gehouden met klagers persoonlijke omstandigheden. Klager gebruikt al achttien jaar
cannabis.
Uit inlichtingen van het Trimbos Instituut blijkt dat, ook al zou klager zijn gestopt met het gebruik van cannabis, THC nog tot minimaal twee weken na het laatste gebruik in urine kan worden aangetoond. Enkel een combinatie van de gemeten
kreatininewaarde en een meerdaagse ‘carboxy-THC screening’ kan uitsluitsel geven over de vraag of er sprake is van bijgebruik sinds de vorige urinecontrole. Een dergelijke screening heeft niet plaatsgevonden. Overigens is de gemeten THC-waarde sinds de
vorige urinecontrole flink gedaald. Er bestond onvoldoende grond om klager disciplinair te straffen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur gaat bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van bijgebruik van cannabis uit van inlichtingen van ‘Diagnostiek voor U’. Om te
beoordelen of er sprake is van bijgebruik moet volgens ‘Diagnostiek voor U’ worden gekeken naar de THC/kreatinine-ratio in relatie tot de halfwaardetijd van THC van 36 uur. Dit betekent dat de THC/kreatinine-ratio na elke 36 uur ongeveer moet zijn
gehalveerd. Dit uitgangspunt wordt in de inrichting niet al te strikt, maar met enige marge, toegepast. Tussen de urinecontrole, waarvoor klager is gestraft, en de vorige urinecontrole zitten zestien dagen. In die periode is klagers
THC/kreatinine-waarde niet eens gehalveerd. De directeur acht het daarom zeer aannemelijk dat klager softdrugs heeft bijgebruikt. Het uitvoeren van een meerdaagse screening bij gedetineerden, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, acht de directeur
gelet
op de duidelijke informatie van ‘Diagnostiek voor U’ niet noodzakelijk.

3. De beoordeling
Uit inlichtingen die ‘Diagnostiek voor U’– het laboratorium dat de urinemonsters van gedetineerden onderzoekt – in het kader van eerdere beroepszaken heeft verstrekt en uit vaste, voor een ieder toegankelijke, rechtspraak van de beroepscommissie volgt
dat bij de beoordeling van de vraag of bijgebruik van cannabinoïden (THC) aannemelijk is, in aanmerking moet worden genomen de bij de urinecontrole gemeten THC/kreatinine-ratio – dit is de verhouding tussen de gemeten THC-waarde en de gemeten
kreatininewaarde in de urine – en de gemiddelde halfwaardetijd van THC (als ook van de THC/kreatinine-ratio) van 36 uur. In navolging van de inlichtingen van ‘Diagnostiek voor U’ hanteert de beroepscommissie als uitgangspunt dat de bij een
(vervolg)urinecontrole gemeten THC/kreatinine-ratio elke 36 uur (ongeveer) moet zijn gehalveerd, ten opzichte van de ratio die is gemeten bij de vorige urinecontrole. Indien de THC/kreatinine-ratio op het moment van afname van de
(vervolg)urinecontrole,
gelet op het bovenstaande beoordelingskader, niet voldoende is gedaald ten opzichte van de ratio die is gemeten bij de vorige urinecontrole, dan gaat ‘Diagnostiek voor U’ (en mitsdien de beroepscommissie) er in beginsel vanuit dat sprake is van
bijgebruik van cannabis.

Bij klager zijn op 21 mei 2013 en op 6 juni 2013 urinecontroles afgenomen. Uit het uitslagenformulier blijkt dat bij de urinecontrole van 21 mei 2013 een THC/kreatinine-ratio is gemeten van 249 en dat bij de urinecontrole van 6 juni 2013 een
THC/kreatinine-ratio is gemeten van 134. De beroepscommissie maakt hieruit op dat klagers THC/kreatinine-ratio na zestien dagen (is 384 uur) nog niet was gehalveerd. Toepassing van het hierboven genoemde uitgangspunt op klagers situatie, leidt tot de
constatering dat klagers THC/kreatinine-ratio in de periode tussen 21 mei 2013 en 6 juni 2013 (ruim) onvoldoende is gedaald.

De beroepscommissie onderkent dat de gehanteerde halfwaardetijd van de THC/kreatinine-ratio van 36 uur een gemiddelde halfwaardetijd betreft, die niet onverkort op elke gedetineerde kan worden toegepast. Derhalve kan in bijzondere omstandigheden, die
overigens door de gedetineerde aannemelijk moeten worden gemaakt, van bovengenoemd uitgangspunt worden afgeweken.
De enkele stelling dat klager al gedurende achttien jaar softdrugs gebruikt kan, alleen al nu deze stelling in het geheel niet is onderbouwd, niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die in dit geval een uitzondering op bovengenoemd
uitgangspunt kan rechtvaardigen.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager in de periode tussen 21 mei 2013 en 6 juni 2013 cannabinoïden heeft (bij)gebruikt. De beslissing van de directeur om, naar aanleiding van de uitslag van de op
6
juni 2013 afgenomen urinecontrole, aan klager de bestreden disciplinaire straf op te leggen, kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met
aanvulling van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven