Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1982/GA en 13/2038/GA, 19 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1982/GA en 13/2038/GA

betreft: [klaagster] datum: 19 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klaagster,

en

de directeur van de penitentiaire inrichtingen Grave,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2013 van de beklagcommissie bij locatie Ter Peel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 november 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klaagster en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur, [...].
De raadsman van klaagster, de mr. E.G.S. Roethof heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in eigen cel zonder televisie, wegens het te laat aanwezig zijn bij de arbeid; en
b. de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het bij herhaling veroorzaken van lawaaioverlast en het bij herhaling onfatsoenlijk omgaan met het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder punt a. ongegrond verklaard. Zij heeft het beklag zoals weergegeven onder punt b. ongegrond verklaard voor zover de disciplinaire straf drie dagen heeft geduurd en gegrond met betrekking tot de
overige twee dagen opsluiting in een strafcel en voor klaagster een tegemoetkoming bepaald op € 20,=. Dit op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
Klaagster heeft in beroep haar standpunt als volgt toegelicht. Zij heeft voor het te laat komen bij de arbeid een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in haar eigen cel gekregen. Klaagster stelt dat zij niet te laat aankwam bij de arbeid. Zij
was haar werkpasje vergeten en is teruggegaan naar haar cel om deze op te halen. Twee minuten later was zij bij de arbeid. Dit was om tien voor acht. Weliswaar dient zij om kwart voor acht aanwezig te zijn bij de arbeid, maar de arbeid begint pas om
acht uur. Tevens kwam er na haar nog een werkmeester met een andere groep gedetineerden aan bij de arbeid. De deur was ook nog niet gesloten.
Voor het veroorzaken van geluidsoverlast is klaagster in eerste instantie meegedeeld dat zij een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel zou krijgen. Omdat zij, nadat dit haar door de directeur was medegedeeld tegen haar celdeur
aan schopte en naar de directeur schreeuwde, is alsnog een straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Klaagster verzoekt om een hogere tegemoetkoming dan welke aan haar is toegekend door de beklagcommissie. Tevens verzoekt klaagster om
vergoeding van de door haar betaalde kosten voor televisiehuur voor de duur van één week, nu zij één week geen gebruik heeft kunnen maken van de televisie.

De directeur heeft in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht. Klaagster kwam in de periode voor het incident vaker te laat aan bij de arbeid. Zij is daar telkens op aangesproken. Ditmaal was de maat vol en de begeleider heeft klaagster weggestuurd.
Klaagster begon onmiddellijk te schelden. Dit ging door terwijl klaagster haar disciplinaire straf op haar eigen cel uitzat. Ze zocht meermalen contact met de inrichtingsmedewerkers, schopte tegen de deur en schreeuwde naar medegedetineerden die buiten
op de luchtplaats waren. Hiervoor heeft klaagster opnieuw een disciplinaire straf gekregen. Klaagster heeft hiervoor in eerste instantie drie dagen opsluiting in de strafcel voor gekregen. Door haar gedrag ten tijde van de afhandeling van deze
disciplinaire straf – ze bevond zich toen al in de strafcel – heeft zij twee dagen extra straf gekregen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat er sprake is van twee beslissingen waartegen klaagster beklag heeft ingediend. Een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel voor de duur van twee dagen en een disciplinaire straf van opsluiting in de
strafcel
voor de duur van in totaal vijf dagen.

Voor zover het betreft het beroep van klaagster tegen de beslissing op het beklag.
Ten aanzien van de disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel voor de duur van twee dagen geldt het volgende. Aannemelijk is geworden dat klaagster ondanks daarop eerder te zijn aangesproken na het tijdstip waarop zij aanwezig dient te zijn
voor
de arbeid, te weten kwart voor acht, is verschenen voor de arbeid. Dat zij haar vergeten pasje ophaalde, kan klaagster niet baten. De directeur heeft derhalve in redelijkheid kunnen beslissen aan klaagster de opgelegde disciplinaire straf op te leggen.
Het beroep van klaagster zal op dit punt ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de disciplinaire straf van opsluiting in de strafcel voor de duur van in totaal vijf dagen, overweegt de beroepscommissie, voor zover het beklag gelet op het beroep van klaagster aan de orde is (te weten voor wat betreft de drie dagen
strafcel die volgens de beklagcommissie niet onredelijk en onbillijk waren), als volgt. Het is voor de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klaagster met haar gedrag tijdens de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf op eigen cel overlast
heeft veroorzaakt en dat zij zich op ongepaste wijze heeft gedragen tegenover het dienstdoende personeel. De directeur heeft hierin in redelijkheid aanleiding mogen zien om klaagster te straffen. Het beroep van klaagster zal derhalve op dit onderdeel
ongegrond worden verklaard.

Voor zover het betreft het beroep van de directeur.
Ter zitting is vast komen te staan dat de directeur klaagster heeft meegedeeld dat voor het gedrag gedurende de tenuitvoerlegging van de straf van afzondering op eigen cel, een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel passend is.
Het gedrag van klaagster bij de afhandeling hiervan heeft erin geresulteerd dat de directeur aan klaagster niet drie dagen opsluiting in de strafcel, maar vijf dagen opsluiting in de strafcel heeft opgelegd. Het gedrag in de strafcel na de afhandeling
van het rapport heeft daarmee kennelijk geresulteerd in een toevoeging van twee dagen opsluiting in de strafcel aan de aanvankelijk meegedeeld straf. Nu op geen enkele wijze uit de schriftelijke beslissing blijkt dat bij de oplegging van deze straf
rekening is gehouden met het gedrag van klaagster bij de afhandeling van het rapport, terwijl van dat gedrag ook geen verslag is opgemaakt, is de schriftelijke mededeling onvoldoende met redenen omkleed. Het beroep van de directeur zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

Voor zover het betreft het beroep van klaagster tegen de beslissing inzake de tegemoetkoming.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is de vaststelling van de tegemoetkoming in verband met de gegrondverklaring van het beklag voor zover het betreft twee dagen opsluiting in een strafcel juist.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klaagster en het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.M.L. Pattijn, MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 19 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven