Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2998/GA, 19 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2998/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Sittard,

gericht tegen een uitspraak van 9 september 2013 van de beklagcommissie bij voornoemde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 november 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord de raadsvrouw van klager, mr. K. Lans en de juridisch medewerker van meergenoemde locatie, [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht voor de duur van drie dagen omdat klager tijdens het bezoek met zijn hand in zijn broek zat en het erop leek dat hij “iets anaal aan het
opstoppen was”.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 30,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het overgelegde rapport is duidelijk beschreven dat klager handelingen verrichtte die deden vermoeden dat hij contrabande aan het opstoppen
was. Het gedrag wat klager daarbij vertoonde versterkte deze vermoedens. Het feit dat er bij het bezoek drugshonden aanwezig waren, betekent niet dat invoer van drugs onmogelijk is. Namens de directeur wordt er op gewezen dat klager een aanzienlijk
verleden heeft met drugsgerelateerde incidenten in de inrichting.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit het verslag blijkt niet dat de rapporteur heeft waargenomen dat klager contrabande opstopte tijdens het bezoek. Er wordt verwezen naar eerdere
incidenten, maar deze incidenten staan nog niet in rechte vast, omdat er nog verscheidene procedures lopen. Het was voor klager onmogelijk om drugs te ontvangen van zijn bezoek; er waren immers drugshonden aanwezig, de vriendin van klager is
gefouilleerd en hun baby is verschoond in het bijzijn van inrichtingsmedewerkers. Tevens is namens klager verwezen naar de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 13/0935/GA, er heeft bij klager geen lichamelijk onderzoek plaatsgehad omdat klager
dit heeft geweigerd. Tot slot wordt namens klager gesteld dat de toegepaste maatregelen erg ver gaan voor enkel een vermoeden.

3. De beoordeling
Tijdens het bezoek op 29 juli 2013 heeft een PIW-er blijkens het door hem opgemaakte verslag geconstateerd dat klager ongeveer twee minuten met zijn hand in zijn broek zat te friemelen, dat hij daarna tweemaal is gaan verzitten en dat hij zenuwachtig
gedrag vertoonde. Dit gedrag gaf reden te vermoeden dat klager contrabande trachtte op te stoppen.
De raadsman van klager kan worden toegegeven dat het verslag voor wat betreft de geconstateerde feiten en omstandigheden summier is. Hoewel een andere beoordeling niet volledig uitgesloten is, is het niet onredelijk om te concluderen dat – zoals de
schriftelijke mededeling vermeld – klager iets anaal aan het opstoppen was. Gelet daarop kon de directeur in redelijkheid beslissen een ordemaatregel op te leggen teneinde nader onderzoek te doen. Dat achteraf niet gebleken is dat klager contrabande
heeft opgestopt doet hieraan niet af.

Het beroep zal gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.M.L. Pattijn, MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 19 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven