Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2744/GB, 18 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2744/GB

Betreft: [klager] datum: 18 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 februari 2013 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de p.i. Grave. Op 15 augustus 2013 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Breda.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst omdat hij de broer van een p.i.w-er zou kennen. Bij binnenkomst in het h.v.b. van de p.i. Grave was dit reeds bekend en klager ontkent hierover gesproken te hebben met de
betreffende p.i.w-er. Klagers vrouw kampt met een zwakke lichamelijke gesteldheid. Zijn vrouw staat onder bewind en is hierdoor, mede vanwege haar zwakke lichamelijke gesteldheid, niet in staat klager met het openbaar vervoer te bezoeken. De beslissing
om klager over te plaatsen naar het h.v.b. van de p.i. Breda was niet noodzakelijk in het belang van de orde en veiligheid binnen de p.i. Grave.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft zich niet aan de, met de directeur, gemaakte afspraken gehouden. Een interne overplaatsing, binnen de p.i. Grave, was niet mogelijk omdat niet te voorkomen
is dat gedetineerden van andere afdelingen ook op de hoogte raken van klagers bekendheid met het personeel. Klagers vrouw is begonnen met het verspreiden van verhalen en heeft hierbij geen rekening gehouden met de consequenties die dit met zich mee
brengt voor haar man. Klager heeft de privacy van de betreffende p.i.w-er geschonden.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, in afwachting van het vonnis in eerste aanleg, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Met de directeur van de p.i. Grave heeft klager
afgesproken geen verhalen meer te verspreiden over een bepaalde p.i.w-er. Klager heeft zich kennelijk niet gehouden aan de gemaakte afspraken. Deze verhalen hebben de betreffende p.i.w-er in de verlegenheid gebracht en klager heeft hierdoor de privacy
van de p.i.w-er geschonden. Gelet op het voorgaande was een overplaatsing noodzakelijk. Overigens zijn bezoekproblemen inherent aan het ondergaan van detentie. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent bezoekproblemen is onvoldoende onderbouwd om tot een
ander oordeel te kunnen leiden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 18 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven