Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2434/GA, 15 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2434/GA

betreft: [klager] datum: 15 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 november 2013, gehouden in de p.i. Leeuwarden, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn rechtsbijstandverlener/vertrouwenspersoon [...], de plaatsvervangend vestigingsdirecteur [...] en [...], juridisch
medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de procedure met betrekking tot klagers overplaatsing, waardoor klagers detentiefasering onnodig zou zijn vertraagd.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht
Aanvankelijk zou de beklagcommissie het beklag in behandeling nemen. Het beklag is ook tijdens de zitting van 28 juni 2013 inhoudelijk besproken en ter zitting van de beklagcommissie van 26 juli 2013 heeft de nieuwe voorzitter van de beklagcommissie
aangegeven dat het beklag niet inhoudelijk zou worden behandeld, omdat het beklag niet-ontvankelijk zou zijn. Volgens de beklagcommissie had de procedure bij de selectiefunctionaris dienen te worden gevolgd. Verwezen wordt naar de uitspraak nummer
05/1288/GA. De juiste procedure is gevolgd. De voorzitter heeft aangegeven dat het beklag te laat is ingediend. In februari 2013 had klager nog niet de informatie dat de directeur de fasering niet wilde opstarten. Klager vertrouwde op de- onjuist
gebleken- informatie van de p.i. dat er geen faseringsmogelijkheden zouden zijn. Op 10 april 2013 heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie aangegeven dat detentiefasering wel mogelijk is bij een strafrestant van achttien maanden. Daarop is door
de p.i. aangegeven dat fasering niet mogelijk was in verband met klagers medische situatie. Dit volgt uit het gespreksverslag van 24 april 2013. Het vertrouwen van klager in de p.i. bleek achteraf geheel onterecht te zijn. Dit vertrouwen is de reden
dat
klager niet eerder beklag heeft ingediend. Mocht het beklag te laat ingediend zijn dan is dit verschoonbaar, aangezien klager mocht vertrouwen op de medewerkers van de p.i. Er is sprake van meerdere onjuistheden. Mevrouw H. geeft in haar verweerschrift
van 22 juli 2013 aan dat er vanaf oktober 2013 mogelijkheden zijn voor een penitentiair programma (p.p.), maar ook dit blijkt niet het geval te zijn. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat klager ondanks positieve rapportages in het geheel niet
voor een p.p. in aanmerking komt, omdat hij wegens medische redenen niet in staat is om 26 uur dagbesteding per week te hebben. Door het verzoek van de p.i. ter zitting van 28 juni 2013 om de behandeling van de zaak aan te houden, is klager gedurende
de
procedure overgeplaatst. Klager heeft echter nog wel degelijk belang bij de procedure. Hij is te laat overgeplaatst. Hij heeft niet de voordelen gehad van een detentiefasering. Hij heeft zijn moeder, die op leeftijd is, niet kunnen bezoeken. Hij heeft
de thuissituatie gemist. Klager wordt door zijn bijzondere medische omstandigheden anders behandeld.
Hij heeft op 3 mei 2013, maar ook in februari 2013 een briefje ingediend bij het b.s.d. met een verzoek om hem over te plaatsen. Toegestaan is dat hij zich door zijn partner laat bijstaan in de procedure.
Een tegemoetkoming van € 225,= wegens de te late overplaatsing is op zijn plaats.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Opgemerkt wordt dat de gemachtigde de partner van klager is en vraagtekens worden gezet bij de onafhankelijkheid van de gemachtigde. De beroepscommissie wordt verzocht om ter zake een oordeel te geven.
Uit het verslag van 27 februari 2013 blijkt dat detentiefasering waarschijnlijk moeilijk zou zijn in verband met klagers vervelende medische situatie. De grootst mogelijke zorg zou moeten worden betracht in verband met het gevaar voor infectie. Het is
juist dat klager medio april 2013 in aanmerking kwam voor detentiefasering. In mei 2013 is de fasering opgestart. Gelet op klagers bijzondere medische situatie heeft de detentiefasering niet onredelijk lang geduurd. Met de grootst mogelijke
zorgvuldigheid is een setting voor klager gezocht die niet gevaarlijk voor hem zou zijn. Aanvankelijk werden er geen faseringsmogelijkheden gezien. Gewoonlijk duurt het faseringstraject zes tot acht weken. Fasering kan ook tevoren worden aangevraagd.
Klager heeft op 3 mei 2013 een verzoek tot overplaatsing ingediend bij het b.s.d. In februari 2013 heeft klager een briefje ingediend met een verzoek om verlof.

3. De beoordeling
Uit artikel 65, eerste lid, Pbw volgt dat klager het recht heeft om zich te doen bijstaan door een rechtsbijstandverlener of een andere vertrouwenspersoon, die daartoe van de beklagcommissie toestemming heeft gekregen. Uit de Memorie van toelichting
bij
dit artikel volgt dat de beklagcommissie die toestemming kan weigeren indien zij van oordeel is dat hiertoe geen noodzaak bestaat of dat gevaar dreigt voor verstoring van de orde tijdens de zitting. De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie
geen redenen heeft gezien om klagers partner als vertrouwenspersoon/rechtsbijstandverlener te weigeren en dat de beroepscommissie evenmin redenen daarvoor ziet.

Klager heeft op 28 mei 2013 beklag ingediend met betrekking tot de procedure die is gevolgd ten aanzien van klagers overplaatsing, waardoor zijn detentiefasering onnodig zou zijn vertraagd. De beroepscommissie stelt voorop dat bezwaren met betrekking
tot de (over)plaatsing op grond van artikel 17 en 18 Pbw door de selectiefunctionaris worden behandeld. Daarbij komt dat het beklag, dat is ingediend op 28 mei 2013, voor zover dit vertraging in de periode februari 2013 tot en met april 2013 betreft,
te
laat is ingediend. Niet is gebleken van verschoonbare termijnoverschrijding, te meer nu klager bijstand werd verleend door zijn rechtsbijstandverlener/vertrouwenspersoon die voor klager het beklag tijdig had kunnen indienen. Gelet op het bovenstaande
kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Ten overvloede wordt overwogen dat indien klager wel
in het beklag had kunnen worden ontvangen dit niet tot gegrondverklaring had kunnen leiden, nu vanaf februari 2013 de (on)mogelijkheid van detentiefasering door de inrichting werd bezien en ter zake contact met klager is onderhouden. Gelet op het feit
dat klager vanaf april 2013 in aanmerking kwam voor detentiefasering, in mei 2013 aanvang is gemaakt met het zoeken naar een bij klagers medische problematiek passende setting en klager in juli 2013 is overgeplaatst, kan niet worden gesteld dat, gelet
met name op de complexiteit van de situatie, klagers detentiefasering onnodig is vertraagd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging en aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven