Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3194/GV, 18 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3194/GV

betreft: [klager] datum: 18 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Verschuren, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 september 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. J. Verschuren, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager betwist dat hij in het verleden de voorwaarden die aan zijn verlof waren verbonden heeft geschonden. Aan hem was een locatiegebod voor in de avonduren opgelegd. De beweerdelijk schending heeft
overdag plaats gevonden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft in het verleden, tijdens zijn verblijf in een z.b.b.i., de aan zijn regimaire verlof verbonden voorwaarden, zonder verklaarbare reden, overtreden. Die bijzondere
voorwaarden bestonden uit elektronisch toezicht. Klager diende in de nachtelijke uren (tussen 20.00 uur tot 8.00 uur) aanwezig te zijn op zijn verlofadres. De band mocht niet verwijderd worden en de stroom mocht niet worden onderbroken. Tweemaal is er
een onderbreking geweest van de stroomtoevoer waardoor er meldingen kwamen. Deze maatregelen waren niet voor niets genomen. Klager was beide keren niet telefonisch te bereiken. Klager legt de schuld hiervan buiten zichzelf.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie heeft aangegeven akkoord te gaan met verlofverlening mits klager wordt begeleid en mits confrontatie met slachtoffers wordt vermeden.
De politie heeft geen bezwaar tegen verblijf van klager op het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens moord. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis van twee dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 17 juni 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de bestreden beslissing volgt dat de verlofaanvraag is afgewezen, omdat klager tijdens zijn regimaire verlof op 1 juni 2013 en 2 juni 2013 – hij verbleef toen in een z.b.b.i. – de aan zijn verlofverlening verbonden bijzondere voorwaarden heeft
geschonden.
Klager is (mede) om bovengenoemde reden teruggeplaatst naar een gesloten inrichting. Tegen deze beslissing heeft klager bezwaar ingediend. Dit bezwaar is door de selectiefunctionaris ongegrond verklaard en tegen die beslissing is klager in beroep
gekomen. Bij uitspraak van 17 oktober 2013 met kenmerk 13/2164/GB heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de overplaatsingsbeslissing ongegrond verklaard. In die procedure zijn stukken overgelegd, waaruit blijkt welke voorwaarden aan klager
waren
opgelegd. Deze stukken, waarnaar de raadsman in het beroepschrift verwijst, zal de beroepscommissie bij de beoordeling van onderhavig beroep betrekken.

In de selectiebeslissing van de selectiefunctionaris van 16 mei 2013, waarbij klager is overgeplaatst naar de z.b.b.i. van de locatie Scheveningen, staat het volgende: “Als voorwaarde adviseer ik de directeur u tijdens het regimair verlof aan ET
[elektronisch toezicht] aan te sluiten tijdens de avond en nachtelijke uren. Dus van acht uur ’s avonds [20.00 uur] tot acht uur ’s morgens [8.00 uur].”. In het kader van de GB-procedure heeft klagers raadsman een tweetal schriftelijke mededelingen
(“Checklist achterwacht”) van de reclassering overgelegd. Hieruit blijkt dat, tijdens klagers regimaire verlof, op 1 juni 2013 om 14.15 uur de stroomverbinding (met de Home Monitoring Unit) was verbroken en dat de stroomverbinding om 15.01 uur weer was
hersteld. Op 2 juni 2013 was om 16.11 uur de stroomverbinding (met de HMU) verbroken en direct weer hersteld. Beide keren was klager niet telefonisch te bereiken op het verlofadres.

Uit het vorenstaande blijkt dat de stroomverbinding op 1 en 2 juni 2013 in de middaguren verbroken is geweest en dat klager op die momenten niet telefonisch bereikbaar was op het verlofadres. Echter, nu aan klagers regimaire verlof de voorwaarde was
verbonden dat hij van 20.00 uur tot 8.00 uur op zijn verlofadres aanwezig moest zijn, is de beroepscommissie van oordeel dat uit het vorenstaande niet kan worden afgeleid dat klager de (kern)voorwaarden van zijn regimaire verlof heeft geschonden.
Immers, nergens blijkt uit dat klager niet tussen 20.00 uur en 8.00 uur op zijn verlofadres aanwezig was. Tijdens de middaguren hoefde klager niet op zijn verlofadres aanwezig (en bereikbaar) te zijn. Daarbij komt nog dat uit de mededelingen van de
reclassering blijkt dat de verbroken stroomverbinding telkens spoedig weer is hersteld.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris dient te worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing van de
Staatssecretaris zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos leden, in tegenwoordigheid van M. van Aalst, secretaris, op 18 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven