Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1140/GV, 31 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1140/GV

betreft: [klager] datum: 31 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juni 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
Klager verbleef sinds 5 november 2001 in de therapeutische gemeenschap De Keet. Nadat zijn ex-vriendin hem, het personeel en medebewoners telefonisch vier dagen lang heeft lastig gevallen is zij in hysterische toestand met de taxinaar De Keet toe gekomen. Klager heeft getracht haar te kalmeren en is met haar in de taxi naar het station gereden om haar af te zetten. Omdat hij zonder toestemming het terrein van De Keet had verlaten, kon hij niet meerterugkomen. Hij heeft toen direct contact opgenomen met Parnassia, de officier van justitie en zijn raadsman. In samenwerking met de officier van justitie is er een nieuwe opname gerealiseerd die 28 november 2001 zou plaatsvinden.Kort daarvoor is de opname vanuit het Ministerie van Justitie geblokkeerd omdat de gang van zaken niet juist was en de officier van justitie niet bevoegd was om een dergelijke beslissing te nemen. Klager moest zich melden bij depolitie, maar bij het politiebureau te Leiden stond hij niet als voortvluchtig te boek en werd hij heengezonden. Op 12 december 2001 heeft klager zich, na telefonisch contact, gemeld bij het politiebureau waar hij is aangehouden.Hij is eerst in de penitentiaire inrichting De Geerhorst te Sittard geplaatst, maar is op zijn verzoek overgeplaatst naar de verslaafden begeleidingsafdeling van de gevangenis Zoetermeer. De politierechter heeft het verzoek van deofficier van justitie om tenuitvoerlegging van twee voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat ter zitting duidelijk werd dat de onttrekking aan detentie niet aan klager was te wijten. Dit relaas wordt ondersteund door dereclassering en de leiding van De Keet. Klager heeft alle moeite gedaan om weer in detentie te komen. Met het afwijzen van de verlofaanvraag wordt hem de kans op resocialisatie ontnomen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 5 november 2001 vanuit de gevangenis Zoetermeer te Zoetermeer in verband met zijn verslavingsproblematiek opgenomen in de therapeutische gemeenschap De Keet van het Delta Psychiatrisch Ziekenhuis te Poortugaal. Op 9november 2001 heeft klager de kliniek voortijdig verlaten. Hij heeft zich tot aan zijn aanhouding op 12 december 2001 onttrokken aan de detentie. Aangezien is gebleken dat klager zich niet weet te houden aan afspraken, heeft deMinister geen enkel vertrouwen in een goed verloop van een verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft positief geadviseerd. Klager verbleef begin november 2001 nog op de verslaafden begeleidingsafdeling en is dus geen onbekende. Hij is redelijk gemotiveerd en komt sinds zijn terugkeereen stuk positiever over. Het detentieberaad deelt voor een groot gedeelte de mening van klager dat hem niets te verwijten valt en is daarom, mede gelet op zijn positieve gedrag, van mening dat zijn verlofaanvraag gehonoreerd moetworden. Klager is welkom op het verlofadres, bij zijn ouders te Leiden. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft aangegeven akkoord te kunnen gaan met klagers verlofaanvraag.
De politie Hollands Midden adviseert het verlof te verlenen, op voorwaarde dat klager geen contact zoekt met zijn toenmalige slachtoffer(s). Over het verlofadres is geen negatieve informatie bekend.
Ook vanuit Parnassia Psycho-Medisch Centrum sector justitiële verslavingszorg (hierna: Parnassia) wordt klagers verlofaanvraag ondersteund. Klager heeft de omstandigheden waaronder hij De Keet heeft verlaten verduidelijkt en is nogsteeds gemotiveerd tot het volgen van behandeling. Voor Parnassia is dit reden om een laatste herkansing voor klager te bepleiten. Klager verblijft sinds februari 2002 opnieuw op de verslaafden begeleidingsafdeling. Er is een nieuwtraject uitgezet. In het kader van dit traject past ook een verlof, zodat bekeken kan worden welke moeilijkheden klager kan tegenkomen tijdens de regimaire verloven vanuit een halfopen inrichting.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek, wegens bedreiging, diefstal en afpersing in vereniging gepleegd, 12 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met aftrekwegens mishandeling meermalen gepleegd, bedreiging, vernieling meermalen gepleegd, verduistering en diefstal en twee weken. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 september 2002.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat klager weliswaar de therapeutische gemeenschap De Keet in verband met persoonlijke omstandigheden vroegtijdig heeft verlaten maar is van oordeel dat klager voldoende aannemelijk heeft gemaakt dathij moeite heeft gedaan om zich opnieuw te laten opnemen. Van de zijde van de Minister is zijn gedetailleerde verklaring ook niet weersproken. Parnassia heeft begrip getoond voor klagers omstandigheden en een laatste herkansing voorklager bepleit. Directie van de gevangenis Zoetermeer, de officier van justitie en de politie hebben positief gerapporteerd en geadviseerd ten aanzien van verlofverlening.
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof onvoldoendeaanwijzingen zijn. De beroepscommissie brengt de mogelijkheid van het opleggen van voorwaarden onder de aandacht van de Minister.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 31 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven