Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3233/GB, 18 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3233/GB

Betreft: [klager] datum: 18 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.L. Heemskerk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 september 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.), een zogenaamd gestapeld traject, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 28 september 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel. Op 11 oktober 2013 is hij geselecteerd voor het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen te Den Haag.
Deze
selectie is op 17 oktober 2013 gerealiseerd.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De High Impact Target lijst heeft betrekking op woninginbrekers, overvallers, straatrovers of geweldplegers. Klager is een veelpleger en dit heeft geen invloed op de High Impact Target lijst. Het gegeven dat klager een strafblad heeft kan niet blijvend
de reden zijn om detentiefasering/verlof aan klager te onthouden. Detentiefasering is bedoeld om recidive tegen te gaan. Klager krijgt op die manier steeds meer vrijheden en wordt zodoende optimaal voorbereid op zijn terugkeer in de maatschappij.
Klager
heeft tijdens zijn detentie vele cursussen en interventies gevolgd en heeft deze positief afgerond. Sinds klager de Cova-training heeft afgerond zijn hem geen nieuwe trainingen aangeboden. Nergens uit blijkt dat, als klager met verlof gaat, dit een
geschokte rechtsorde teweeg zal brengen. Op de registratiekaart van klager wordt niet vermeld dat klager vluchtgevaarlijk is. Bij de afwijzing van klagers verzoek wordt enkel gekeken naar klagers verleden en niet naar zijn huidige gedrag in de
inrichting. Klager is van mening dat hij op basis van verkeerde informatie akkoord is gegaan met de overplaatsing naar het PPC Scheveningen. Klager heeft geen behandelaanvraag en krijgt evenmin medicijnen in het PPC.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft een rijk detentieverleden en staat bekend als veelpleger die deel uitmaakt van de High Impact Target lijst. Klager gedraagt zich in de inrichting goed. Zowel de politie als het Openbaar Ministerie (OM) hebben negatief geadviseerd op
klagers
verzoek. Bij de politie is klager bekend als vluchtgevaarlijk. Het OM is van mening dat het thans nog te vroeg is om klager verlof te verlenen. Het verlenen van verlof aan klager zal maatschappelijke onrust met zich meebrengen. Daarnaast blijkt dat er
vluchtgevaar is en dat de kans op herhaling groot is. De politie keurt het adres niet af, maar vreest voor recidive. Op 11 oktober 2013 is klager geselecteerd voor plaatsing in een PPC. Op 17 oktober 2013 is deze plaatsing gerealiseerd. Uit voornoemde
plaatsing blijkt dat klager zich niet staande kan houden in een reguliere inrichting. In een inrichting met meer vrijheden kan klager zich dientengevolge evenmin staande houden.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
het hoge recidiverisico van klager, het feit dat klager veroordeeld is voor een ernstig strafbaar feit en de plaatsing van klager op 17 oktober 2013 in het PPC Scheveningen. Bovendien blijkt uit de adviezen van de politie en van het OM dat gevreesd
wordt voor vluchtgevaar. Dat klager inmiddels verscheidene trainingen heeft afgerond doet hieraan niet af. Gelet op voornoemde omstandigheden is het niet onredelijk klager niet meer vrijheden te verlenen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 18 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven