Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2375/JZ, 13 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2375/JZ

betreft: [klager] datum: 13 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door de gemachtigde mevrouw [...] vertrouwenspersoon AKJ, namens

[...], geboren op [1997], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2013 van de klachtencommissie bij de jeugdzorginstelling Horizon, locatie De Vaart te Sassenheim, verder te noemen de instelling, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2013, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.

De directeur van locatie De Vaart en de vertrouwenspersoon hebben aangegeven dat zij noch klaagster ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klacht betreft de beslissing tot overplaatsing van klaagster naar de groep Poseidon, terwijl er geen kamer voor haar op die groep beschikbaar was.

De klachtencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Plaatsing op een besloten groep was een vereiste voor een vervolgplek bij De Taling van Stek Jeugdhulp. Er was echter geen kamer op de besloten groep Poseidon voor haar beschikbaar, omdat andere jongeren kamers op dusdanige wijze hadden verbouwd dat
het
verblijf op die kamers niet meer mogelijk was. Klaagster is op de leegstaande groep Nomia geplaatst, waar haar kamerdeur altijd op slot werd gedraaid. Zij moest afspraken maken met de pedagogisch medewerkers om weer opgehaald te worden of zich melden
via de intercom. Met alarmsituaties was er niet altijd voldoende tijd om klaagster naar Nomia te brengen en werd zij tijdelijk in de time-out ruimte van de groep Poseidon geplaatst. De instelling heeft onvoldoende zorgvuldig een afweging gemaakt voor
wat betreft de consequenties van een dergelijke overplaatsing. Er heeft ook geen heroverweging plaatsgevonden toen duidelijk werd wat het voor klaagster betekende om onder dergelijke omstandigheden overgeplaatst te worden. Klaagster heeft meerdere
keren
bij de leiding aangegeven dat zij plaatsing op een andere groep niet meer prettig vond. Zij heeft ook meerdere keren gevraagd wanneer haar kamer klaar was en/of er geen andere oplossing mogelijk was. Het is een onjuist standpunt van de
klachtencommissie
dat je iemand aan een eenmaal gegeven toestemming dient te houden. De klachtencommissie heeft geen rekening gehouden met het feit dat klaagster geen andere keuze had. Niet instemmen met haar overplaatsing zou vertraging betekenen voor haar
doorplaatsing
naar het kamertrainingscentrum. Geen aandacht is besteed aan het feit dat klaagster niet kon overzien wat de consequenties waren van een dergelijke overplaatsing, te meer omdat de instelling zelf van te voren onvoldoende stil heeft gestaan bij de
consequenties van een dergelijke overplaatsing. Klaagster is onvoldoende geïnformeerd om een goede en weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Al snel na de overplaatsing werden de nadelen duidelijk. Met deze kennis is niet opnieuw aan klaagster
gevraagd of ze nog steeds achter haar genomen beslissing stond. Er zijn momenten geweest dat klaagster op een eerder moment een kamer had kunnen krijgen bij Poseidon. Hier is niet voor gekozen. Dit is niet juist. Klaagster begrijpt niet waarom de
klachtencommissie geen aandacht heeft geschonken aan het feit dat de jongens, die hun kamers hadden vernield, eerder dan klaagster zijn teruggeplaatst op de groep Poseidon. Gedurende haar gehele verblijf op Poseidon heeft zij geen kamer op de groep
gehad.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt en voorts het volgende toegelicht.
Na verloop van tijd is duidelijk geworden dat het niet beschikken over een eigen kamer op de groep zeer onhandig is. Een dergelijke constructie zal in beginsel niet meer voorgesteld worden.
Destijds is aan klaagster meegedeeld dat er op de groep Poseidon geen kamer voor haar beschikbaar was. Zij heeft toen ingestemd dat zij op Poseidon zou verblijven, maar haar kamer op Nomia zou behouden. Dit in verband met haar traject. Het verblijf op
een gemengde groep was nodig voor haar doorplaatsing naar een vervolgplaats bij een kamertrainingscentrum.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat op grond van artikel 29o, tweede lid aanhef en onder c, Wjz een klacht kan worden ingediend tegen een tijdelijke overplaatsing binnen de accommodatie en dat derhalve de klachtencommissie klaagster terecht in de klacht
heeft ontvangen.

Door de instelling is gesteld dat de overplaatsing tevoren met klaagster is besproken en dat klaagster wist dat er op de groep Poseidon voor haar geen kamer beschikbaar zou zijn. Klaagster heeft toch ingestemd om op Poseidon te verblijven en haar kamer
op de leegstaande groep Nomia te behouden, omdat de plaatsing op die afdeling noodzakelijk was voor doorstroming naar een vervolgplaats bij een kamertrainingscentrum.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is vast komen staan dat als gevolg van de beslissing tot overplaatsing naar de groep Poseidon klaagster vaker dan gebruikelijk is ingesloten op haar kamer en ander ongemak heeft ondervonden.
Door de instelling is in de reactie op de klacht aangegeven dat het niet beschikken over een kamer op de groep zeer onhandig is en dat die constructie in de toekomst in beginsel niet meer zal toegepast.
De beroepscommissie is van oordeel dat, ook al heeft klaagster aanvankelijk ingestemd met de overplaatsing, niet van klaagster kan worden verwacht - zij is zestien jaar oud - dat zij de gevolgen daarvan kon overzien. Van de directeur kon wel worden
verwacht dat hij de nadelige gevolgen ten tijde van het nemen van de beslissing kon inschatten en ook al zou dat niet onmiddellijk het geval zijn geweest dan kan niet klaagster, maar moet de directeur verantwoordelijk worden gehouden voor (de nadelige
gevolgen van) de beslissing tot overplaatsing. Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de klachtencommissie in zoverre vernietigen en de klacht alsnog gegrond verklaren. Gelet op de
tegemoetkoming
die de klachtencommissie met betrekking tot de overige gerelateerde klachten, die in het beroep niet aan de orde zijn, heeft toegekend, ziet de beroepscommissie geen reden om nog een tegemoetkoming aan klaagster toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klacht alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klaagster geen tegemoetkoming toekomt.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. Th.A.H. Doreleijers en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven