Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1274/GV, 1 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1274/GV

betreft: [klager] datum: 1 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juni 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Het openbaar ministerie baseert zich bij het negatieve advies op onjuiste gegevens.
Voorts is klager regelmatig op tijd teruggekeerd na een verleend verlof. De enige keer dat dat niet het geval was, dateert van 1997 en had te maken met de ernstige ziekte van zijn vader.
Tot slot is klager geenszins van plan enige confrontatie met zijn slachtoffer aan te gaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het openbaar ministerie heeft laten weten ernstige bezwaren te hebben tegen toekenning van het gevraagde verlof. Men heeft op grond van ervaringsgegevens twijfels met betrekking tot het nakomen van afspraken. Daarnaast wordt hetniet wenselijk geacht dat slachtoffers geconfronteerd worden met klager en het eventueel daardoor ontstaan van maatschappelijke onrust.
Gezien klagers snelle recidive van een ernstig geweldsdelict en het niet terugkeren van een regimair verlof tijdens een eerdere detentie, wordt het verlenen van verlof onverantwoord geacht.

Naast het hiervoor weergegeven advies van het openbaar ministerie, heeft de directeur van de gevangenis Lelystad op basis van klagers gedrag in de inrichting een positief advies uitgebracht.
De regiopolitie Amsterdam/Amstelland heeft eveneens een positief advies uitgebracht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 maart 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zes en in totaal 32 dagen opgrond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat klager zich sedert 1984 schuldig heeft gemaakt aan diverse (gewelds)delicten en dat hij na vrijlating betrekkelijk snel recidiveert.
Voorts is hij tijdens een eerdere detentie in 1997 niet teruggekeerd van een hem verleend verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve isde beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en d van de Regeling tijdelijk verlaten vande inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 1 augustus 2002

secretaris voorzitter

Naar boven