Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2804/GA, 8 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2804/GA

betreft: [klager] datum: 8 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 augustus 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Dordrecht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 6 juni 2013 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft de intentie te voldoen aan de betalingsverplichting van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Klager moet in persoon bankzaken
regelen
om de afgesproken aanbetaling met het CJIB te regelen.

De directeur heeft gereageerd op klagers beroep en heeft kenbaar gemaakt dat er geen aanvullende informatie is.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op
het beroep te beslissen.

Klager heeft om verlof verzocht, omdat hij naar de bank wil om een eerste aanbetaling te doen in het kader van de met hem getroffen afbetalingsregeling. Dit verzoek is door de directeur aangemerkt als een verzoek om algemeen verlof.

Klager ondergaat een vrijheidsbenemende maatregel van lijfsdwang, zulks in verband met de hem opgelegde verplichting een geldbedrag te betalen aan de Staat. Uit artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht volgt dat deze lijfsdwang als
maatregel wordt aangemerkt.
Artikel 1 onder n. en artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) hebben betrekking op het verlenen van algemeen verlof tijdens de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf en geen betrekking op het verlenen van
algemeen verlof tijdens de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel. Verlofverlening tijdens de tenuitvoerlegging van die maatregel strookt ook niet met het karakter van lijfsdwang, dat bedoeld is als pressiemiddel om aan een
betalingsverplichting te voldoen.
Afwijzing van het verzoek om algemeen verlof is derhalve in lijn met de Regeling.

Nu verlening van algemeen verlof tijdens lijfsdwang niet mogelijk is, had het in de rede gelegen om klagers verzoek om verlof aan te merken als een verzoek om incidenteel verlof.
Uit artikel 21, eerste lid, van de Regeling blijkt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie is van
oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn persoonlijke aanwezigheid bij de bank noodzakelijk is als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Regeling. Niet is gebleken waarom klager niet een ander kan machtigen om zijn bankzaken te
regelen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van der Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M. van Aalst, secretaris, op 8 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven