Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2767/GM, 7 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2767/GM

betreft: [klager] datum: 7 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 augustus 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.H.C. Kneepkens, [...], inrichtingsarts bij voormelde locatie
en
[...], hoofd zorg bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 augustus 2013, betreft het niet adequaat handelen bij klachten over bloed in de urine.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Vanaf 11 juli 2013 heeft klager bloed in de urine. Op 15 juli 2013 is hij naar de arts gegaan en heeft hij een antibioticakuur voorgeschreven gekregen. Op 22 juli 2013 heeft klager nog steeds bloed in de urine. Op 23 juli 2013 komt klager bij de arts
die aangeeft dat het nodig is dat klager eerst de antibioticakuur afmaakt. Op 31 juli 2013 heeft klager nog steeds bloed in de urine. Op 1 augustus 2013 gaat hij naar zijn reumatoloog. Het probleem van bloed in de urine staat volgens de reumatoloog los
van de medicatie (Enbrel) die klager voorgeschreven krijgt. De reumatoloog adviseert klager wel spoedig naar een uroloog te gaan.
Op 4 augustus 2013 heeft klager last van een verkramping in de onderbuik en hartkloppingen in de schaamstreek. Hij wil in beklag, maar krijgt niet snel de juiste formulieren.
Op 7 augustus 2013 krijgt klager een bijsluiter van Enbrel waarin staat dat een van de bijwerkingen van de medicatie is dat het urineweginfectie kan veroorzaken.
Enkele weken na het beëindigen van de antibioticakuur heeft klager nog steeds bloed in zijn urine. Pas eind september 2013 wordt klager verwezen naar het ziekenhuis en in oktober 2013 wordt hij gezien door een uroloog. Het heeft allemaal te lang
geduurd. Er wordt niet adequaat opgetreden. Klager heeft zich veel zorgen gemaakt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager was op 15 juli 2013 begonnen met een kuur antibiotica in verband met klachten passend bij een urineweginfectie. Hij had pijn in de flanken en een branderig gevoel bij het plassen. Verder werden er bepaalde stoffen aangetroffen in de urine die op
een infectie duiden. Op 22 juli 2013 was er contact met de verpleegkundige en de klachten waren aan het verbeteren. Dit werd ondersteund door de urinetest op 23 juli 2013. Op 23 juli 2013 komt klager op het spreekuur in verband met het feit dat er nog
steeds bloed in zijn urine zit. Er wordt met de dienstdoende uroloog in het medisch centrum Alkmaar gesproken. Na overleg geeft de uroloog aan dat een urineweginfectie de meest waarschijnlijke oorzaak is van het bloed in de urine. Zou het bloed er nog
steeds zijn na afloop van de antibioticakuur, dan kon klager naar de poli urologie worden verwezen. Gelet op de hoeveelheid bloed in de urine op dat moment was er geen reden tot ongerustheid en dus ook niet om klager met spoed te verwijzen. Klager was
het er niet mee eens. Na afloop van de kuur zat er nog steeds bloed in de urine en is er een afspraak gemaakt met de poli urologie. Klager is regelmatig gezien door verpleegkundige en arts.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende vast. Klager constateert op 11 juli 2013 dat er veel bloed zit in zijn urine. Om hem moverende redenen meldt hij het niet meteen maar pas na het weekend.
Omdat
de arts het vermoeden heeft dat er sprake is van een urineweginfectie wordt klager bij zijn bezoek aan de arts op 15 juli 2013 een antibioticakuur voorgeschreven. Nog voordat klager de antibioticakuur heeft afgemaakt komt hij weer bij de medische
dienst
en wordt zijn urine getest. Ofschoon de klachten nog niet weg zijn is er wel een duidelijke verbetering zichtbaar. Toch wordt er in samenspraak met klager overleg gevoerd met de dienstdoende uroloog in het ziekenhuis. Er is geen aanleiding klager met
spoed te verwijzen en afgesproken wordt dat klager, indien hij nog klachten heeft na beëindigen van de antibioticakuur, zal worden verwezen naar de poli urologie. Dit laatste is ook gebeurd en er is een afspraak gemaakt op de eerst mogelijke datum.
Gelet op hetgeen hierboven is weergegeven kan geconcludeerd worden dat de arts juist en tijdig heeft gehandeld. Zelfs is er nog voordat de antibioticakuur was afgelopen een extra onderzoek bij klager uitgevoerd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 november 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven