Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3195/GV, 4 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3195/GV

betreft: [klager] datum: 4 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Klerk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 september 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Incidenteel verlof is nodig om het mogelijk te maken dat klager door zijn Nederlandse vader wordt erkend. Hiertoe is een bezoek aan het stadhuis van de gemeente Hilversum noodzakelijk. Naast de
emotionele waarde die aan de erkenning kleeft, is erkenning van groot belang voor klagers toekomstperspectief. Door erkenning verkrijgt klager het Nederlanderschap. Incidenteel verlof kan worden verleend om praktische voorbereidingen op de
invrijheidstelling te treffen. De erkenning valt hieronder. Het bijzondere karakter van klagers reden voor incidenteel verlof, rechtvaardigt een uitzondering op de weigeringsgrond van artikel 4 onder l van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting (hierna: de Regeling).

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verblijft illegaal in Nederland. Hij zal na detentie worden uitgezet en krijgt geen vrijheden buiten de inrichting. Hij verblijft in een VRIS-inrichting. Na een
erkenning
zal opnieuw een procedure opgestart worden om vast te stellen dat klager daadwerkelijk het Nederlanderschap zal verkrijgen. Dit is een langdurige procedure. Klager moet een voorlopige voorziening aanvragen teneinde deze procedure in Nederland te mogen
afwachten.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht. De directeur van de locatie Esserheem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. De fictieve einddatum van de detentie is op of omstreeks 23 maart 2016.

Onbestreden is dat klager illegaal in Nederland verblijft en na zijn detentie Nederland zal worden uitgezet. In dergelijke situaties staat artikel 4, onder l, van de Regeling in de weg aan verlofverlening. Klager meent dat hierop een uitzondering moet
worden gemaakt, doch licht dit verder onvoldoende toe. Zo ontbreekt een verklaring van de gemeente Hilversum, dat ook in het specifieke geval van klager die gedetineerd is en de inrichting niet kan verlaten, de verplichting geldt dat hij op het
gemeentehuis dient te verschijnen ten overstaan van de ambtenaar van de burgelijke stand. Onduidelijk is of alternatieven zijn overwogen en welke pogingen hiertoe door klager en zijn raadsman zijn ondernomen. Ook ontbreekt een verklaring van de vader
die klager wenst te erkennen. Tegen deze achtergrond kan niet van de Staatssecretaris worden verlangd dat hij de mogelijkheden onderzoekt om de erkenningsprocedure van klager mogelijk te maken. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris tot
afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven