Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2267/GB, 28 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2267/GB

Betreft: [klager] datum: 28 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.), een zogenaamd “gestapeld traject”, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 25 oktober 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave. Op 3 oktober 2013 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het door klager opgegeven thuisadres voor verlof tijdens zijn verblijf in een z.b.b.i. is gelijk aan het eerder gebruikte en goedgekeurde verlofadres. Klager heeft dit adres ook in mei 2013 gebruikt tijdens zijn verlof. Klager wil dit adres ook
gebruiken tijdens zijn komende verlof. Klager heeft, in goed overleg met de afdeling Gedetineerdenzaken van de p.i. Arnhem, besloten om voor de periode van deelname aan het p.p. gebruik te maken van de begeleiding van de Stichting Instap om zelfstandig
te gaan wonen. Stichting Instap kan pas over enkele maanden met een concreet adres komen omdat de woning pas in oktober 2013 beschikbaar moet zijn. Dit is de gebruikelijke gang van zaken bij de Stichting Instap. Er is geen reden om er niet op te
vertrouwen dat de Stichting Instap deze afspraak nakomt. Klager vindt het onredelijk en onbillijk om zijn verzoek af te wijzen vanwege het feit dat hij, momenteel, nog niet beschikt over een concreet woonadres. Klager geeft aan dat de p.i. Arnhem
positief adviseert over zijn verzoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om plaatsing in een stapeltraject, een verblijf in een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan een p.p. Tijdens klagers regimaire verloven vanuit de z.b.b.i. kan klager verblijven bij zijn vriendin. Met een verblijfadres tijdens
deelname aan het p.p. was men nog bezig. Er kon geen garantie vooraf worden gegeven voor het moment waarop plaatsing mogelijk zou zijn. Omdat er nog geen garantie was voor een verblijfadres kon er geen toestemming worden gegeven voor deelname aan het
p.p. Plaatsing in een zogenaamd “stapeltraject” is hierdoor ook niet mogelijk. Klager kwam wel voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking en is geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Grave.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Onderhavig beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers verzoek om hem te plaatsen in een z.b.b.i. en aansluitend deel te laten nemen aan een p.p. Ingevolge artikel 7, derde lid onder e, van de Pm is voor deelname aan een p.p. vereist dat
klager beschikt over een aanvaardbaar verlofadres. Op het moment van het nemen van de beslissing beschikte klager niet over een aanvaardbaar verlofadres, omdat de Stichting Instap nog geen concreet adres kon geven. Klager voldeed hierdoor op dat moment
niet aan de objectieve criteria voor deelname aan een p.p. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Overigens is klager op 21 augustus 2013 geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Grave, doch op 3 oktober 2013 is klager geplaatst in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem omdat hij op 22 augustus 2013 en 16 september 2013 in de z.b.b.i. van de p.i.
Grave positief scoorde op de afgenomen urinecontroles. Het gebruik van cocaïne vormt een contra-indicatie voor de voortzetting van klagers verblijf in een z.b.b.i. Tevens vormt dit een contra-indicatie voor klagers deelname aan een p.p.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 28 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven