nummer: 13/2639/GM
betreft: [klager] datum: 5 november 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Rinsma, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 augustus 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, is klagers raadsman, [...], optredend namens klagers raadsvrouw mr. S.G.E. Koumans, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Nieuwegein is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 mei 2013, betreft het niet voorgeschreven krijgen van een dieet, inhoudende het verstrekt krijgen van volkorenbrood in plaats van gewoon bruin brood.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is in beroep aangevoerd dat klager vanwege zijn eet- en darmproblemen volkorenbrood wil. In de p.i. Leeuwarden kreeg hij wel vezelrijke producten en daar had hij baat bij. Thans krijgt hij geen volkorenbrood omdat het medisch gezien niet
noodzakelijk zou zijn. Klager ondervindt hierdoor problemen met de stoelgang.
De inrichtingsarts heeft naar aanleiding van het verzoek om bemiddeling het volgende standpunt ingenomen. Er is geen medische indicatie voor het eten van volkorenbrood. Klager heeft ook een diëtiste gesproken. Daarvan was ten tijde van de bemiddeling
nog geen informatie binnen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht het niet aannemelijk dat de toegenomen klachten bij klager ten aanzien van de stoelgang, afgezet tegen hetgeen klager overigens aan voeding tot zich neemt, veroorzaakt worden door een verschil in voedingsvezels in het hem
verstrekte brood ten opzichte van volkorenbrood. Van overige problemen, nog daargelaten dat van een medische noodzaak tot het eten van meer vezelrijke voeding geen sprake is, is niet gebleken. Klager is ook niet ter zitting verschenen om dit nader toe
te lichten.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en
J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 5 november 2013.
secretaris voorzitter