Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2161/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2161/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.E. Brink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Westlinge, [...], en de juridisch medewerker bij voormelde inrichting,
[...], gehoord.
Klager, die op eigen gelegenheid naar de zitting was gekomen, was - in verband met oponthoud bij binnenkomst in de inrichting - te laat voor de behandeling van het beroep op het vastgestelde tijdstip, zodat hij niet aanwezig was bij de toelichting van
de directeur. Hoewel de beroepscommissie naar de aanwezigheid van klager voor aanvang van de zitting had laten informeren, is haar niet meegedeeld dat klager reeds aanwezig was. Later is hij alsnog, maar buiten aanwezigheid van de directeur, gehoord.
Van hetgeen door de directeur en door klager is verklaard is een verslag opgemaakt dat aan klager, zijn raadsman en de directeur is verzonden. Door de directeur is hier bij brief van 21 oktober 2013 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan
klager en zijn raadsman gezonden. Namens klager is hier bij brief van 22 oktober 2013 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan de directeur verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager met zijn douchegedrag op ernstige wijze de orde, rust en veiligheid heeft verstoord en hiermee rijkseigendom heeft beschadigd.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Namens klager is verzocht om aanhouding van het beroep omdat klagers raadsman in verband met twee andere zaken
verhinderd is ter zitting te verschijnen. Inhoudelijk is aangevoerd dat klager niet is gehoord, althans dat op zijn betoog geen acht is geslagen. Hij wordt ten onrechte verantwoordelijk gehouden voor een niet plaatsgevonden gedraging en de vermeende
gevolgen daarvan. De opgelegde straf staat allerminst in verhouding tot hetgeen zou hebben plaatsgevonden. De directeur gaat zomaar uit van het rapport van het personeelslid. Klager is diabetespatiënt. Soms voelt hij zich ziek en moet hij overgeven.
Dat
gebeurde ook op de betreffende dag. Klager zat helemaal onder het braaksel en ook de wasruimte zat helemaal onder. Hij is dit gaan opruimen. De afvoerpijp van de wastafel heeft klagers medegedetineerde omhoog gehaald. Er zijn twee wastafels. De afvoer
van de wastafel van de medegedetineerde zat verstopt, omdat die vol zat met braaksel. In het schriftelijke verslag is helemaal niet vermeld dat het personeel heeft gezien hoe klager aan het overgeven was. Ook was er volgens klager helemaal geen sprake
van “douchegedrag”, aangezien hij niet aan het douchen was. Er was geen tuinslang aanwezig. Tevens betwijfelt klager of het brandalarm is afgegaan vanwege zijn gedrag. Er is namelijk geen brandalarm in de wasruimte en het alarm gaat in het hele
paviljoen af. Het kan ook door rokers komen. Het brandalarm gaat heel vaak af.

Naar aanleiding van het verslag van het verhandelde ter zitting heeft klagers raadsman – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De beroepscommissie heeft het aanhoudingsverzoek ten onrechte afgewezen en is ten onrechte met de mondelinge
behandeling aangevangen zonder zich te doen informeren omtrent redengevende omstandigheden ter zake de (tijdelijke) afwezigheid van klager. Klagers raadsman verzoekt om hem, tezamen met klager, (alsnog) in de gelegenheid te stellen het beroep mondeling
toe te lichten. Verder wordt namens klager toegelicht dat de directeur heeft nagelaten om klager, alvorens tot oplegging van de straf over te gaan, te horen. Van daadwerkelijk horen is geen sprake geweest nu klagers verweer, dat van douchen geen sprake
was, tot geen enkele vorm van onderzoek heeft geleid. Het abstracte betoog van de directeur over mogelijke praktijken in de inrichting is niet onderbouwd of controleerbaar en levert geen bewijs op van de tot klager gerichte beschuldigingen. Klager
heeft
de bewuste dag, na terugkeer van zijn verlof, overgegeven in het washok. Hij toonde zich verantwoordelijk en is onmiddellijk overgegaan tot reiniging van de ruimte, waarbij hij heet water uit de kraan gebruikte. Ten gevolge hiervan vulde de ruimte zich
met stoom, waardoor, nadat klager de deur van het washok naar de belendende kamer opende, mogelijk het rookalarm is geactiveerd. Van douchegedrag dan wel geïmproviseerd douchegedrag was evenwel geen sprake. Uit de getuigenverklaringen van twee van
klagers kamergenoten blijkt dat klager niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het losdraaien van enige afvoerpijp. Klagers kamergenoot, de heer D., heeft op enig moment de chiffon losgekoppeld teneinde de afvoerpijp, welke verstopt was met
braaksel, weer door te laten stromen. Onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten gedrag. Klager heeft een voorbeeldig staat van dienst waarmee betreffend gedrag zich maar moeilijk laat rijmen. Klager
verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de locatie Westlinge zijn zes paviljoens, met ieder tien appartementen. Beneden zijn douches en een keuken. Op de tweede
verdieping bevinden zich wasbakken en twee toiletten. Op het moment dat de gedetineerden worden ingesloten, kunnen zij geen gebruik meer maken van de douche. Het is echter voorgekomen dat gedetineerden een stuk tuinslang om de kraan doen en op die
manier toch gaan douchen. Dit is misbruik van rijkseigendom en heeft veel schade veroorzaakt. Ook komt het voor dat gedetineerden de afvoer aan de onderkant van de wastafel losmaken. Gedetineerden maken de afvoerpijp los om op die manier de chiffon los
te kunnen maken. De directeur legt twee foto’s over om dit te verduidelijken. In geval van klager was de afvoer aan de onderkant van de wastafel losgemaakt. Er stond een laag water op de grond. Door de nevel/stoom is het brandalarm afgegaan.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om aanhouding van het beroep. Dit verzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt. Klagers raadsman heeft, in reactie op het verslag van het verhandelde ter zitting, verzocht het beroep in
aanwezigheid van klager (nogmaals) mondeling te mogen toelichten. Hoewel de beroepscommissie de gang van zaken betreurt acht zij zich door de achtereenvolgende toelichtingen van de directeur en klager ter zitting en de nadere reacties daarop voldoende
ingelicht om op het beroep te beslissen. Zij wijst dit verzoek eveneens af.

De directeur heeft aan klager op 23 mei 2013 een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, omdat klager op ernstige wijze de orde, rust en veiligheid heeft verstoord met zijn douchegedrag en rijkseigendom hiermee heeft
beschadigd. De beroepscommissie is er niet van overtuigd dat de wateroverlast ontstaan is als gevolg van een vorm van douchen van klager. Zo staat niet vast dat een hiervoor in de inrichting gebruikelijk onderdeel, te weten een stuk tuinslang, aanwezig
was in de wasruimte. Wel houdt zij klager aansprakelijk voor de schade en overlast die ontstaan zijn doordat hij water gebruikte, terwijl de afvoer van de wasbak door hem of een andere gedetineerde was losgemaakt. Hierdoor kwam de vloer onder water te
staan, ontwikkelde zich stoom en ging de rookmelder af. Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur dan ook niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven