nummer: 13/2146/GA
betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2013, gehouden in de locatie Norgerhaven, zijn gehoord klager, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen, en [...], juridisch medewerker bij
eerdergenoemde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van een overplaatsing van de locatie Norgerhaven naar de p.i. Hoogeveen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd vanuit Norgerhaven overgeplaatst naar de p.i. Hoogeveen. Hij heeft toen niet zelf zijn eigendommen mogen inpakken. Dat gebeurde door het personeel in het kader van een celontruiming. In Hoogeveen heeft hij getekend voor de ontvangst van de
goederen die vanuit Norgerhaven daarnaar toe zijn vervoerd en hij in Hoogeveen zijn verblijfsruimte mocht hebben. Hij heeft toen niet getekend voor de overige goederen die op het ontruimingsverslag staan vermeld. Klager is in Hoogeveen op een later
moment bij de badafdeling gaan kijken of al zijn eigendommen aanwezig waren. Dat was pas in maart 2013. Eerder werd hij daartoe niet in de gelegenheid gesteld. Klager heeft vervolgens op een later moment nog goederen uit Norgerhaven ontvangen. Die
goederen stonden overigens niet op de ontruimingslijst. Klager mist met name drie verlengsnoeren, boeken en tijdschriften. Als hem goederen worden uitgereikt die niet op het ontruimingsverslag staan, blijkt daaruit dat het personeel niet echt
nauwkeurig
is omgegaan met klagers goederen. Op een aantal van de vervoerde kledingstukken zaten olievlekken. Klager heeft die doos, waarop een grote olievlek zat, lang bewaard. Nu heeft hij die doos niet meer. De kleding is door deze vlekken niet draagbaar. Het
waren nieuwe kledingstukken.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Mogelijk had klager, buiten de voorwerpen in zijn verblijfsruimte, ook nog voorwerpen in de fouillering (op de badafdeling) staan. Dat wordt daar geregistreerd door het personeel, dat staat uiteraard niet op het ontruimingsverslag. Klager is uit de
locatie vertrokken en vervolgens is zijn cel ontruimd. De toen aangetroffen goederen zijn vervolgens naar Hoogeveen verstuurd. De door klager genoemde goederen, de verlengsnoeren, boeken en tijdschriften heeft klager niet eerder genoemd. De directeur
heeft geen verklaring voor de gestelde verontreiniging van de doos en de klagers eigendommen. Dat kan volgens de directeur niet in Norgerhaven zijn gebeurd. De directeur is van mening dat het klaagschrift onvoldoende specifiek is ten aanzien van de
inhoud van het beklag.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht, nu de directeur een en ander niet heeft weersproken, voldoende aannemelijk geworden dat een aantal kledingstukken van klager ten gevolge van de verontreiniging voor of tijdens het vervoer zodanig is verontreinigd, dat deze
kledingstukken niet meer gedragen konden worden. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet volledig in stand blijven. De beroepscommissie zal het beklag gegrond verklaren ten aanzien van de verontreiniging van een aantal kledingstukken.
Klagers stelling dat het nieuwe kledingstukken betrof is, bij gebreke aan een nadere feitelijke onderbouwing, onvoldoende aannemelijk geworden. Dat geldt evenzeer met betrekking tot de – overigens eerst in beroep aangevoerde – vermissing van
verlengsnoeren, boeken en tijdschriften. De uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van deze onderdelen van het beklag zal daarom worden bevestigd
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij kent die tegemoetkoming met name toe voor klagers ongemak doordat hij de betreffende kledingstukken niet heeft kunnen gebruiken en stelt de hoogte van de
tegemoetkoming vast op € 10,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de verontreiniging van een aantal kledingstukken, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre gegrond.
Zij bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 oktober 2013
secretaris voorzitter