Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1846/GA, 25 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1846/GA

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 september 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, zijn gehoord mr. T. Sönmez, kantoorgenoot van klagers raadsman
mr. M. de Reus, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Norgerhaven en [...], stagiaire bij de afdeling juridische zaken van de p.i. Veenhuizen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – zo maakt de beroepscommissie op uit het beroepschrift:
a. het feit dat klager eerst twee weken na ontvangst van de negatieve adviezen van de reclassering en het Openbaar Ministerie (OM) – opgevraagd ten behoeve van klagers verzoek om overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) – door
de inrichting, in kennis is gesteld van de inhoud van die adviezen;
b. het feit dat eerst na drie weken is gereageerd op klagers sprekersbriefje, ingevuld met het verzoek zijn fasering te bespreken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De einddatum van klagers detentie is 2 juni 2014. Klager komt vanaf begin december 2012 in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. In
november/december
2012 heeft klager een verzoek ingediend, strekkende tot plaatsing in een b.b.i. Na ontvangst van een dergelijk verzoek, vraagt het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) adviezen op bij het OM, de politie en de reclassering. Klager heeft pas
twee weken na ontvangst van de adviezen door de inrichting, vernomen dat het OM en de reclassering negatief geadviseerd hebben. Dit tijdsverloop is onredelijk lang. Klager had eerder in kennis gesteld willen worden van de inhoud, zodat hij actie had
kunnen ondernemen. Klager heeft vervolgens, na kennisname van de inhoud van de adviezen, een sprekersbriefje ingevuld met het verzoek zijn fasering te bespreken. Onweersproken is dat hij vervolgens drie weken heeft moeten wachten op een gesprek met een
medewerker van het b.s.d. Dit is een onredelijk lange termijn. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 13/0006/GA.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers raadsman is ter zitting verschenen, maar klager heeft ervoor gekozen niet te komen. Klager laat zich aldus vertegenwoordigen
door
zijn raadsman. Op grond van artikel 65 van de Pbw mag een gedetineerde zich laten bijstaan, maar niet laten vertegenwoordigen. De directeur verzoekt de beroepscommissie om hetgeen de raadsman ter zitting heeft aangevoerd niet mee te wegen in de
beoordeling. Voorts verzoekt de directeur de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. In artikel 69, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van
de uitspraak van de beklagcommissie moet zijn ingediend. De raadsman heeft een pro forma beroepschrift ingediend, waarin de gronden van het beroep niet zijn vermeld. Pas een maand later heeft de raadsman een aanvullend beroepschrift ingestuurd, met
daarin de gronden van het beroep. Dit is in strijd met artikel 69, eerste lid, van de Pbw.
Indien een gedetineerde een verzoek om overplaatsing indient, vraagt de inrichting adviezen op bij het OM, de reclassering en de politie. Deze adviezen komen op verschillende momenten binnen. Als alle adviezen binnen zijn, wordt het
overplaatsingsverzoek zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken, besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Naar aanleiding van dit overleg wordt een selectieadvies opgemaakt. Daarna wordt de gedetineerde op de hoogte gesteld
van het selectieadvies en de onderliggende opgevraagde adviezen.
Normaliter wordt binnen tien dagen op een ingevuld sprekersbriefje gereageerd. Het is dus niet aannemelijk dat pas na drie weken is gereageerd op klagers sprekersbriefje. Desgevraagd antwoordt de directeur dat niet uit te sluiten valt dat het wel eens
kan gebeuren dat het langer duurt voordat op een sprekersbriefje wordt gereageerd.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw dient het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak te
worden
ingediend. De directeur heeft aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk in zijn beroep moet worden verklaard, omdat het beroepschrift, dat is ingediend op 11 juni 2013, niet met redenen is omkleed en omdat het aanvullend beroepschrift, met daarin de
gronden van het beroep, eerst op 12 juli 2013 is ingediend.
De beklagcommissie heeft op 7 juni 2013 mondeling uitspraak gedaan. Klagers raadsman heeft in het beroepschrift van 11 juni 2013 verzocht om een nadere termijn voor het indienen van de gronden van het beroep, welke termijn aanvangt na ontvangst van de
uitgewerkte uitspraak van de beklagcommissie. Bij brief van 17 juni 2013 is klagers raadsman, namens de beroepscommissie, in de gelegenheid gesteld om binnen tien dagen na dagtekening van de brief, waarbij te zijner tijd de uitgewerkte uitspraak van de
beklagcommissie wordt toegestuurd, de redenen van het beroep mee te delen. Tevens is op 17 juni 2013 de uitgewerkte uitspraak bij de beklagcommissie opgevraagd. Na ruim twee weken was de uitgewerkte uitspraak nog niet ontvangen. Bij brief van 3 juli
2013 is de beklagcommissie nogmaals verzocht om de uitgewerkte uitspraak toe te zenden. De uitgewerkte uitspraak is op 11 juli 2013 binnengekomen op het secretariaat van de Raad en diezelfde dag doorgezonden naar klager en zijn raadsman. Op 12 juli
2013
heeft de raadsman een aanvullend beroepschrift met daarin de redenen van het beroep ingestuurd. Onder deze omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn beroep.

Ter zitting is namens de directeur aangevoerd dat een gedetineerde zich mag laten bijstaan door een rechtsbijstandverlener, maar dat klager, omdat hij niet op de zitting is verschenen, zich in dit geval door zijn raadsman laat vertegenwoordigen,
hetgeen
niet is toegestaan. Derhalve verzoekt de directeur de beroepscommissie hetgeen de raadsman ter zitting heeft aangevoerd in haar uitspraak buiten beschouwing te laten.
Ten aanzien van dit verzoek overweegt de beroepscommissie als volgt. In artikel 65, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat een gedetineerde het recht heeft zich te doen bijstaan door een rechtsbijstandverlener of een andere vertrouwenspersoon, die
daartoe van de beklagcommissie toestemming heeft gekregen. Uit artikel 69, derde lid, van de Pbw blijkt dat bovengenoemd artikel van overeenkomstige toepassing is op de beroepsprocedure. Het enkele feit dat klager ter zitting niet lijfelijk aanwezig is
maar zijn raadsman wel, is niet in strijd met (de strekking van) artikel 65, eerste lid, van de Pbw. Het verzoek van de directeur om hetgeen de raadsman ter zitting heeft aangevoerd, buiten beschouwing te laten, zal derhalve worden afgewezen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De directeur heeft ter zitting aangevoerd dat, nadat alle adviezen – die ten behoeve van het overplaatsingsverzoek zijn opgevraagd – zijn binnengekomen, het
overplaatsingsverzoek van de gedetineerde zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken wordt besproken in het MDO. Na dit overleg wordt een selectieadvies opgesteld. Nadat het selectieadvies is opgesteld wordt de betreffende gedetineerde in
kennis gesteld van dit advies en de onderliggende adviezen van het OM, de politie en de reclassering. De beroepscommissie acht deze werkwijze niet onredelijk en onbillijk en is van oordeel dat het in dit geval niet onredelijk lang heeft geduurd voordat
klager in kennis is gesteld van de inhoud van de negatieve adviezen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De directeur heeft ter zitting desgevraagd naar voren gebracht dat sprekersbriefjes normaliter binnen tien dagen worden behandeld, maar dat het bij wijze van
uitzondering wel eens kan voorkomen dat dit langer duurt. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur hiermee klagers stelling dat het drie weken heeft geduurd vooraleer er op zijn sprekersbriefje is gereageerd, onvoldoende heeft weersproken en
gaat derhalve uit van de juistheid van klagers stelling. De beroepscommissie is, in aanmerking nemende het belang van het onderwerp, van oordeel dat de inrichting in dit geval niet binnen een redelijke termijn heeft gereageerd. De beroepscommissie zal
het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet, nu niet is gebleken dat klager hiervan direct nadeel heeft ondervonden, geen aanleiding klager een
tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 25 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven