Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1464/TA en 13/1492/TA, 23 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1464/TA en 13/1492/TA

betreft: [klager] datum: 23 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager, namens hem ingediend door mr. T.P. Klaasen,

en van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een op 19 april 2013 ondertekende uitspraak van 15 februari 2013 van de beklagcommissie bij de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De behandeling van de beroepen stond gepland voor de zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2013, maar is op verzoek van de inrichting aangehouden omdat vele zaken van de inrichting op de rol stonden en geen vertegenwoordiger van de inrichting
ter zitting aanwezig kon zijn. In overleg met klagers raadsman mr. T.P. Klaasen zijn de zaken aangehouden tot de zitting van 11 oktober 2013.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], stafjurist en [...],
hoofd behandeling. Mr. T.P. Klaasen was verhinderd bij de zitting aanwezig te zijn.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de op 2 en 13 november 2012 opgelegde afzondering van klager in een afzonderingsruimte en de verlenging van de afzondering met ingang van 30 november 2012.

De beklagcommissie heeft het beklag tegen de afzondering ongegrond verklaard en het beklag tegen de verlenging van de afzondering gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 210,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt zowel schriftelijk als mondeling ter zitting uitvoerig toegelicht. In de kern komt het beroep er op neer dat er geen deugdelijke reden is geweest voor de
afzondering
van klager op 2 en 13 november 2012 noch voor de verlenging daarvan op 30 november 2012. De beklagcommissie en de beroepcommissie worden door de inrichting bewust voorgelogen over klager. In strijd met de waarheid wordt klager beticht van het voor
leugenaar uitmaken van een personeelslid, terwijl hij alleen maar heeft verklaard dat de door dat personeelslid opgegeven reden voor het niet doorgaan van het offerfeest niet klopt met de verklaring daarover van de imam. Daar zijn bepaalde termen voor
klagers gedrag zoals ‘ontwrichtend’ en ‘imponerend’ bij gehaald om de maatregel van 2 november 2012 te kunnen rechtvaardigen, ondanks dat klagers gedrag rustig is en hij goed aanspreekbaar is. Dit zijn termen die niet te verifiëren zijn. Bij ter
beschikking gestelden ondervindt men weerstand, daar moet men tegen kunnen. Er wordt met klager niet open over het beweerde gedrag gesproken, niet uitgelegd wat zijn gedrag inhoudt, bijvoorbeeld in de trant dat hij op een bepaalde manier overkomt en
bij
anderen angst inboezemt. Er wordt alleen door middel van het opleggen van maatregelen gecommuniceerd. Er wordt door sociotherapie niet met hem, maar alleen over hem gesproken. Klager krijgt daarbij de onmogelijke opdracht zich begeleidbaar naar
sociotherapie op te stellen. Dit is een onmogelijke opdracht voor klager, omdat hij zich al steeds zo opstelt. Er zijn personeelsleden die een en ander kunnen bevestigen, maar dat uit angst niet doen. Door nood gedwongen heeft klager daarom gesprekken
van hemzelf met personeelsleden, de maandcommissaris en externe rapporteurs opgenomen, omdat dit de enige manier is waarop hij zijn verklaringen kan staven. Volgens de Deken van de Orde van Advocaten is dit toegestaan als dit de enige manier is om
wantoestanden aan het licht te kunnen brengen. Deze gesprekken zijn opgenomen en verzameld op een USB-stick, die klagers raadsman met een uitwerking op schrift aan de beroepscommissie heeft toegezonden. Uit die gesprekken blijkt ook dat klager goed in
gedrag, in contact is, goed aanspreekbaar is en geen narcistische trekken vertoont. Op 13 november 2012 is klager vanwege de opgenomen gesprekken de maatregel van afzondering opgelegd. Klager heeft vervolgens de gevraagde openheid gegeven. Hij heeft
alleen niet gemeld met wie hij tijdens de opnamen heeft gesproken. Op 30 november 2012 is de afzondering desondanks verlengd, waarbij in strijd met de waarheid wordt gemeld dat hij gewelddadige uitspraken heeft gedaan. Klager wordt bovendien op basis
van natte vingerwerk psychopathie verweten, daar een test daarover alleen op basis van het strafdossier kan worden afgenomen, maar de inrichting niet beschikt over het (Belgische) strafdossier. Bij het vaststellen van de PCL-score heeft de inrichting
daarom niet volgens het protocol gehandeld.
De door de beklagcommissie voor de gegrondverklaring van het beklag tegen de verlenging van de afzondering toegekende tegemoetkoming is ver beneden iedere redelijke maat. Daarenboven dient een tegemoetkoming te worden toegekend voor de volle periode
vanaf 2 november 2012 en wel van € 70,= per dag, zoals wordt toegekend voor ten onrechte ondergane detentie.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De USB-stick heeft de inrichting niet ontvangen. De schriftelijke uitwerking van de inhoud daarvan heeft de inrichting niet
eerder
ontvangen dan door toezending van het dossier door de beroepscommissie. Daaruit blijkt hoe klager bij personeel kan splitten, hij personeel tegen elkaar kan opzetten en tegen elkaar kan uitspelen. De aan de op 2 november 2012 opgelegde afzondering ten
grondslag liggende feitelijke gedragingen zijn aan klager tijdens het horen meegedeeld. Deze gedragingen staan niet in de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing vermeld, maar zijn wel neergelegd in rapportage die desgewenst kan worden
nagezonden. Termen als ‘ontwrichtend’ en ‘oninvoelbaar’ zijn juist van belang om de aantasting van de orde en veiligheid in de inrichting te beschrijven en mogen daarom gebruikt worden.
De MD-rapporteurs komen in hun rapportage inzake de longstay tot een nog pregnantere mate van psychopathie dan de inrichting al kwam op basis van een semi-gestructureerde methodiek. Er is dossieronderzoek gedaan en een interview gehouden. De inrichting
beschikt niet over het (Belgische) strafdossier. Een persoon met het profiel van klager, met een hoge mate van psychopathie, kan zich heel goed gedragen, waarbij sprake is van een bepaalde mate van schijnaanpassing en manipulatie van zijn omgeving.
Klagers gedrag is niet grensoverschrijdend. Het gaat vaak om kleine dingen waarbij sprake is van oninschatbaar en oninvoelbaar gedrag, zoals niet iemand duidelijk uitschelden, maar iemand wel bang maken. Ook is sprake van krenkbaarheid in contacten met
vrouwen.
Afzondering van klager en verlenging daarvan waren noodzakelijk gezien klagers problematiek, zijn gedragingen en verwacht gedrag in verband met de op handen zijnde beslissing op de longstayaanvraag, alsmede de daardoor veroorzaakte angstgevoelens van
personeelsleden. Wat betreft de verlenging wordt verwezen naar het in het beroepschrift beschreven gedrag van klager jegens het personeel.
De van klager gevraagde openheid met betrekking tot de door hem opgenomen gesprekken is pas verkregen na beëindiging van de afzondering.

3. De beoordeling
Klagers beroep ziet onder meer op de ongegrondverklaring van zijn beklag tegen de op 2 en 13 november 2012 opgelegde afzondering. De door zijn raadsman met het beroepschrift meegezonden USB-stick heeft de beroepscommissie niet beluisterd, nu ook in
eerste aanleg de beklagcommissie dat niet heeft gedaan en de inrichting als procespartij geen USB-stick van klager dan wel zijn raadsman heeft gekregen. Uitgangspunt bij de behandeling van een beroep is dat de beroepscommissie en alle partijen
beschikken over eenzelfde papieren dossier, dat daarom door de beroepscommissie aan partijen wordt toegezonden. Klagers raadsman mr. T.P. Klaasen heeft de beroepscommissie een uitwerking op schrift van de inhoud van de USB-stick toegezonden, die door
de
beroepscommissie in het dossier is gevoegd opdat alle partijen daarover beschikken en daarvan kunnen kennisnemen. De USB-stick wordt met deze uitspraak teruggezonden aan genoemde raadsman van klager.

Vast staat dat de maatregel van afzondering blijkens de schriftelijke mededeling op 2 november 2012 is opgelegd vanwege het gedrag van klager dat als volgt is omschreven: ‘.... omdat u: medewerkers voor leugenaar uitmaakt in het bijzijn van medepatiënten
(bijv. Hoofd STM liegt dat het offerfeest in overleg met de Imam is verzet). U zich moeilijk laat aanspreken door vrouwelijke sociotherapeuten op afspraken en regels (bijv. u krijg een kant-en-klare maaltijd, omdat u kiest om géén verantwoordelijkheden
op u te nemen binnen de groep. Hierdoor is met u de afspraak gemaakt geen maaltijden van patiënten te vragen of aan te nemen. Deze afspraken en regels negeert u regelmatig. Een ander voorbeeld is het bellen met de afdelingstelefoon; wanneer u gewezen
wordt op het feit dat u kunt bellen vanuit de telefooncel met uw pasje met daarop gescreende nummers, ageert u enorm waardoor sociotherapie zich geïntimideerd en onder druk gezet voelt. U dwingt het bellen met de afdelingstelefoon op deze wijze af.)
Wanneer u aangesproken wordt door vrouwen, reageert u steeds vaker verbaal dreigend en neemt u een imponerende houding aan. Hiermee heeft uw gedrag een ontwrichtende werking binnen het leefklimaat op de afdeling. Daarnaast maakt uw ondermijnende
houding
het therapeutisch handelen van sociotherapie bij tijd en wijle onmogelijk. Hierdoor ontstaat een onveilige situatie voor patiënten en sociotherapie’.

De beroepscommissie stelt vast dat de in de schriftelijke mededeling opgesomde argumenten voor het opleggen van afzondering onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd, nu in de schriftelijke mededeling wordt gemeld dat klagers gedrag ontwrichtend en
ondermijnend is en het personeel zich onder druk gezet voelt, maar daarin niet wordt vermeld welke concrete gedragingen van klager, met vermelding van tijd, plaats en betrokken medewerker, daaraan ten grondslag liggen. Verder ligt het voor de hand dat,
hoe moeilijk dat door het personeel wellicht wordt gevonden, eerst met klager over het hem verweten gedrag en het effect daarvan op zijn omgeving wordt gesproken alvorens een beslissing tot het opleggen van een maatregel als afzondering wordt genomen.
Klagers verklaring dat over het hem verweten gedrag niet met hem is gesproken en dat zonder meer de afzonderingsmaatregel is opgelegd, is niet door de inrichting weersproken. De stelling van de inrichting dat de redenen van de afzondering tijdens het
horen aan klager,zijn meegedeeld kan niet tot een ander oordeel leiden, nu daarmee geen sprake is van een gesprek over gedrag en effect daarvan op de omgeving.
Het voorgaande in onderlinge samenhang en verband bezien, maakt dat de beroepscommissie de op 2 november 2012 opgelegde afzondering die duurde tot 13 november 2012, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk acht.
Het
beroep van klager en het beklag zullen daarom in zoverre gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 120,=.

Vast staat verder dat de afzondering op 13 november 2013 blijkens de schriftelijke mededeling daarvan is opgelegd, omdat een externe rapporteur op 12 november 2012 bij de directie van de inrichting heeft gemeld dat hij contact met klagers moeder heeft
gehad en dat zij onder meer heeft verklaard dat klager met stiekem in de inrichting binnengesmokkelde geluidapparatuur geluidsopnames heeft gemaakt van gesprekken van klager met medewerkers van de inrichting en met de externe rapporteur, alsmede dat de
opgenomen gesprekken op een gegevensdrager zijn gezet die is verzonden naar de advocaat en de externe rapporteur. Klager heeft tegenover de inrichting verklaard dat hij de informatie ook naar de media heeft gestuurd.

De beroepscommissie overweegt dat in de in 2012 geldende huisregels niet expliciet is opgenomen dat apparatuur met functionaliteiten waarmee geluids- en/of beeldopnames kunnen worden gemaakt niet is toegestaan, zoals dat wel expliciet is opgenomen in
de
huisregels die vanaf 1 mei 2013 gelden (onderdeel 3.6 van Bijlage 6 ‘Beleid Computerapparatuur, audiovisuele- en communicatiemiddelen’). Dit neemt niet weg dat het een verpleegde in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting uiteraard niet
is
toegestaan om in de inrichting heimelijk gesprekken met personeelsleden en derden te maken, ook niet als een verpleegde dat als enig middel ziet om zijn gelijk te halen. Als het doel uitsluitend is, zoals klager aanvoert, bewijzen van misstanden jegens
hem te verzamelen, dan had klager direct open moeten zijn en aan de inrichting moeten melden dat hij gesprekken had opgenomen en had hij de opnames, die hij naar buiten heeft gebracht, ook direct aan de leiding van de inrichting moeten geven.
Nu klager dat niet heeft gedaan, is het opleggen van de afzonderingsmaatregel op 13 november 2012 vanwege het heimelijk opnemen van gesprekken en het naar buiten brengen daarvan niet onredelijk of onbillijk te achten.
Het beroep van klager zal derhalve ten aanzien van de afzondering van 13 november 2012 ongegrond worden verklaard.

Het beroep van het hoofd van de inrichting is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag betreffende de beslissing van 30 november 2012 tot verlenging van de op 13 november 2012 opgelegde afzondering.

In de schriftelijke mededeling van de beslissing van 30 november 2013 tot verlenging van de afzondering wordt vermeld dat verlenging van de afzondering in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting noodzakelijk is, omdat klager nog niet
heeft
voldaan aan de gestelde voorwaarden. Deze voorwaarden houden in dat klager geen contrabande op de kamer mag houden en openheid dient te geven over waar, wanneer en hoe de geluidsopnames zijn gemaakt en naar wie en op welke wijze die informatie is
verstuurd. Verder dient klager zich begeleidbaar op te stellen en zich te houden aan de gemaakte afspraken.

De beklagcommissie heeft het beklag tegen de verlenging gegrond verklaard omdat de inrichting onvoldoende inzicht heeft gegeven in de aard en de ontwikkeling van klagers gedrag in de periode van 30 november 2012 tot 27 december 2012. In beroep heeft de
inrichting aangevoerd dat zich in die periode slechts enkele concrete situaties hebben voorgedaan die wat over de aard en ontwikkeling van het gedrag van klager kunnen zeggen, alsmede dat dit juist verklaard kan worden door klagers diagnostiek.
De beroepscommissie stelt vast dat de verlenging van de afzondering op 30 november 2012 blijkens de schriftelijke mededeling met name is gebaseerd op het niet of onvoldoende geven van de gevraagde openheid over de heimelijk gemaakte en naar buiten
gebrachte geluidsopnames.

De beroepscommissie overweegt dat, nu inmiddels duidelijk was geworden dat klager niet de namen wilde noemen van de personen wier stemmen op de geluidsopnames staan, het verder voortduren van de afzondering niet meer gerechtvaardigd werd door het
uitblijven van die informatie. Naar het oordeel van de beroepscommissie was de verlenging van de afzonderingsmaatregel onredelijk en onbillijk, en kreeg de afzonderingsmaatregel daarmee het karakter van een strafmaatregel. Het doel van voortzetting van
de afzondering was, zo begrijpt de beroepscommissie, het verkrijgen van de gewenste openheid en het voorkomen van een volgens de inrichting onhanteerbare situatie op de afdeling in geval klager zich niet begeleidbaar zou opstellen en zich niet aan
gemaakte afspraken zou houden. Volgens de inrichting was voortzetting van de maatregel noodzakelijk vanwege klagers problematiek in combinatie met zijn gedragingen en de angstgevoelens van medewerkers en derden, terwijl klager daarnaast niet
inschatbaar
en oninvoelbaar was.
Niet is echter gebleken dat sprake was van zodanig gedrag van klager tijdens de afzondering dat het noodzakelijk was de afzondering vanaf 30 november 2012 voort te zetten. Ook uit het door de inrichting beschreven gedrag van klager in de daarop
volgende
periode tot 27 december 2012 blijkt daar niet van. Niet is gebleken welke concrete gedragingen van klager ten grondslag zijn gelegd aan het argument van de inrichting dat klagers gedrag ontwrichtend en ondermijnend was en angstgevoelens opriep. Evenmin
is gebleken dat daarover met klager een gesprek heeft plaatsgevonden.

Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Klager heeft in beroep nog aangevoerd dat de hem door de beklagcommissie vanwege de op 30 november 2013 verlengde afzondering toegekende tegemoetkoming te laag is. De beroepscommissie gaat er van uit dat klager, die op 2 november 2012 in een
afzonderingsruimte is afgezonderd, tot en met 27 december 2012 in die afzonderingsruimte heeft verbleven. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van € 7,50 per dag voor onterecht verblijf in de afzonderingsruimte acht de beroepscommissie
met klager te laag. De beroepscommissie pleegt daarvoor een tegemoetkoming van € 10,= per dag toe te kennen. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming voor onterecht verblijf in de afzonderingsruimte van 30 november 2012 tot 27 december 2012 daarom
vaststellen op € 280,=. Klagers beroep is daarom in zoverre gegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gegrond voor zover dat ziet op de afzondering van 2 november 2012, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre, en bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 120,=. Zij
verklaart het beroep betreffende de afzondering van 13 november 2012 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep van de inrichting betreffende de verlenging van de afzondering op 30 november 2012 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep van klager tegen de door de
beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van
€ 210,= gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 280,= .

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven