Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3318/STA, 11 oktober 2013, schorsing
Uitspraakdatum:11-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3318/STA

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2013

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Pompestichting te Nijmegen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de op 10 oktober 2013 aan verzoeker
uitgereikte beslissing van het hoofd van de inrichting, inhoudende het met ingang van 14 oktober 2013 gedurende drie maanden ondergaan van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de door verzoekers raadsman mr. S.C. Paridon ingediende aanvulling op het door verzoeker zelf ingediende schorsingsverzoek, alsmede van het door diezelfde raadsman ingediende beroepschrift van 10 oktober
2013. De voorzitter heeft tenslotte kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 10 oktober 2013.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
Hij heeft nooit iemand bedreigd. Hij heeft nooit gedreigd om een keel door te snijden. Hij heeft nooit gezegd dat er een middel in de lucht zit. Zijn psychische conditie is goed en gaat zeker niet achter uit. Verzoeker is niet psychotisch, dat blijkt
ook niet uit enig onderzoek. Hij heeft alleen ADHD. Hij kan heftig reageren vanwege zijn PTSS, waar nooit onderzoek naar is gedaan.
Namens verzoeker is hieraan nog het volgende toegevoegd. Verzoeker betwist dat zijn standpunt over het hem ‘clandestien’ toedienen van middelen is gebaseerd op waanideeën. Verzoeker heeft zich hier meermalen over beklaagd bij de beklagcommissie en zijn
laatste klacht zal in beroep worden behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober a.s. Verzoeker betwist de beschuldigingen ten aanzien van de door het hoofd van de kliniek gestelde uitlatingen aan het adres van een niet bij naam genoemd
personeelslid. De achteruitgang van het functioneren van verzoeker vloeit niet voort uit waanideeën, maar uit het constant inperken van de behandelmogelijkheden. Verzoeker betwist voorts dat over langere tijd is getracht hem ertoe te bewegen op
vrijwillige basis antipsychotica tot zich te nemen. Tot slot wordt verwezen naar het advies dat de RSJ heeft uitgebracht over de betreffende regelgeving. De RSJ heeft gesteld dat voor het toepassen van dwangmedicatie aan twee eisen moet worden voldaan.
Volgens verzoekers raadsman wordt daar in dezen niet aan voldaan.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Er is bij verzoeker sprake van een waanstoornis van het achtervolgingstype. Verzoeker verkeert continu in de waan dat hij door anderen wordt vergiftigd via de lucht of via giftige stoffen die op zijn kleding zijn aangebracht of zijn toegevoegd aan zijn
eten. Deze waan bepaalt bijna het hele handelen van verzoeker. Verzoeker verdenkt personeelsleden ervan een rol te spelen in de situatie en kan zich daarbij dreigend uiten. Zo heeft hij tegen een personeelslid gezegd dat zij moest ophouden hem te
irriteren omdat het anders slecht met haar af zou kunnen lopen en zijn er aanwijzingen, namelijk verklaringen van medepatiënten, dat hij tegen medepatiënten heeft gezegd dat hij haar keel nog wel zal doorsnijden. Ook op andere momenten heeft het
personeel zich bedreigd en geïntimideerd gevoeld. De waanstoornis maakt dat verzoeker een gevaar voor zijn omgeving vormt.
Ter bescherming van het behandelklimaat en het voorkomen van gevaar voor de psychische gezondheid van medepatiënten worden de vrijheden van verzoeker beperkt. Indien de waanstoornis blijft bestaan, is er geen zicht op het toewerken naar vrijheden en
een
mogelijkheid om van start te gaan met een resocialisatietraject, ook niet op de langere termijn. Verzoeker dreigt uiteindelijk in aanmerking te komen voor longstay als er geen duidelijke verbetering kan worden bereikt.
Verschillende manieren zijn geprobeerd om de problematiek op een minder ingrijpende manier te behandelen, onder andere door ondersteunende gesprekken en cognitieve gedragstherapie. Verzoeker heeft deze therapie reeds na twee gesprekken gestaakt. Vanaf
het moment dat verzoeker in de Pompestichting verblijft, is geprobeerd hem te motiveren vrijwillige antipsychotische medicatie te gebruiken. Verzoeker weigert echter.
Alvorens de beslissing te nemen heeft er op 7 september 2013 overleg plaatsgevonden tussen het hoofd van dienst en de behandelcoördinator en is de noodzaak voor het toepassen van de maatregel op 17 september 2013 en op 8 oktober 2013 vastgesteld door
de
behandelend psychiater. Op 20 september 2013 en 7 oktober 2013 heeft een niet rechtstreeks bij de behandeling betrokken psychiater eveneens de noodzaak voor het toepassen van de maatregel vastgesteld.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. De voorzitter overweegt hieromtrent het
volgende.

Op grond van artikel 16c juncto artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenoemde a-dwangbehandeling indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar, dat de stoornis van de
geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
Uit de toelichting van de behandelend psychiater en de tweede psychiater komt naar voren, dat zonder medicatie verzoekers waanstoornis zal blijven bestaan en er geen zicht is op het toewerken naar vrijheden en een resocialisatietraject, dat mogelijk
een
longstayplaatsing dreigt, dat verzoeker over een langere periode consequent weigert vrijwillig medicatie in te nemen en dat herhaalde pogingen hem hiertoe te motiveren zijn mislukt. Het psychotische toestandbeeld van verzoeker maakt behandeling zonder
medicatie onmogelijk. Bij die stand van zaken voldoet de beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zijn er geen redenen voor schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing.
Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 oktober 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven