Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3505/STA, 28 oktober 2013, schorsing
Uitspraakdatum:28-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3505/STA

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2013

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. T.S. Kessel, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 22 oktober 2013, inhoudende het
toepassen van een b-dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, onder b, van de Bvt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 23 oktober 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 25 oktober 2013.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Uit de bestreden beslissing kan niet blijken dat de beslissing tot b-dwangbehandeling is genomen door het hoofd van de inrichting. Telkens heeft dr. B., de behandelaar van verzoeker, de brieven e.d.
ondertekend. Het beginsel van zorgvuldigheid is niet in acht genomen, doordat dr. B. de beslissing autonoom lijkt te hebben genomen, waardoor het risico bestaat het beleid ten aanzien van de volstrekte noodzakelijkheid en het vermeende gevaar zoals
bedoeld in artikel 16b, onder b, van de Bvt op willekeurige wijze wordt geïnterpreteerd. Controle op het besluit lijkt niet aanwezig. Voorts is niet voldaan aan het vereiste van artikel 25, derde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking
gestelden (Rvt). De beslissing is in strijd met de uitgangspunten van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Er bestaat een duidelijk verband tussen het druggebruik en de (toenemende) agressie van verzoeker. Niettemin meent de dr. B. dat
Clozapine de oplossing is, zonder dat die oplossing nader wordt geduid. Een dwangbehandeling wordt als een ultimum remedium gezien. In plaats van de oplossing te zoeken bij het drugsgebruik van verzoeker wordt het buitenproportionele middel van
dwangbehandeling met een wel zeer zwaar middel (Clozapine) ingezet. In ieder geval kan niet blijken dat de dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is om het vermeende gevaar dat de stoornis van de geestvermogens binnen de inrichting doet veroorzaken af
te wenden. Zorg dat verzoeker geen drugs gebruikt in plaats van het onder dwang toedienen van Clozapine.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Verzoeker is een 46-jarige man met een premorbide gemiddelde intelligentie, thans functionerend op (laag)gemiddeld verstandelijk niveau. Hij lijdt aan schizofrenie van
het
paranoïde type. Er is sprake van een zwakke persoonlijkheidsstructuur waarbinnen chronische boosheid bestaat die in stress- en spanningssituaties uitgeageerd wordt. Er is een persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van antisociale en narcistische
trekken. Het misbruik van middelen heeft zeer waarschijnlijk de psychotische stoornis geluxeerd in de adolescentie en zorgt binnen de huidige gecontroleerde setting voor een psychotische ontregeling en verbale, soms fysieke, agressie. Verzoeker is in
2007 ontslagen van alle rechtsvervolging en hem is de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd ter zake opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is. Verzoeker is in mei 2009 opgenomen in FPC
Oostvaarderskliniek, waar hij in augustus 2009 een personeelslid heeft mishandeld. Na dit incident is hij langdurig in afzondering geplaatst en uiteindelijk in augustus 2010 overgeplaatst naar FPC Van Mesdag. Verzoeker is geplaatst op een afdeling voor
intensieve zorg, waar hij is gesepareerd vanwege het bedreigen van een medepatiënt met een mes. Na overplaatsing naar een doorstroomafdeling komt naar voren dat verzoeker moeite heeft met het reguleren van spanningen van waaruit hij dwingend en soms
agressief kan reageren. Hij werkt goed mee aan zijn behandeling en staat open voor interventies. Er is enige verbetering te zien. Verzoeker aanvaardt antipsychotische medicatie, maar is ook gepreoccupeerd met zijn medicatie. Hij heeft moeite om een
combinatie van medicijnen voor een langere tijd te gebruiken. Het abstinent blijven van middelen is een aandachtspunt. Hij heeft regelmatig zucht naar drugs, hetgeen spanningen oplevert. Hij krijgt de nodige ondersteuning bij het bieden van weerstand
tegen zijn zucht. Daarnaast wordt adequaat toezicht gehouden op middelengebruik door middel van urinecontroles. Ook is verzoeker gestart met een verslavingsmodule en is een drugsterugvalpreventieplan opgesteld. Al deze middelen kan niet voorkomen dat
verzoeker regelmatig een positieve uitslag heeft na een urinecontrole. Op de afdeling Rietdiep 2 verslechtert verzoekers toestandsbeeld. Er zijn meer drugs op de afdeling aanwezig, waar hij geen weestand aan kan bieden. Zijn achterdocht neemt toe
evenals de agressieve conflicten met medepatiënten op de werkzaal en de afdeling. De situatie is op een gegeven moment zodanig alarmerend dat verzoeker wordt overgeplaatst naar de afdeling Zuiderdiep 1 om uit de conflicten te geraken en hem meer
behandelperspectief te bieden. De eerste maand gebruikt verzoeker geen softdrugs. Daarna zit verzoeker continu in een beperkend regime vanwege softdrugsgebruik. Door drugsgebruik verergeren de psychotische symptomen en agressie. De conflicten met zijn
omgeving nemen dan ook toe. Het afgelopen jaar heeft er maandelijks een verbaal agressief incident plaatsgevonden en waren er vier fysiek agressieve incidenten. In juli 2013 wordt besloten om verzoekers vrijheden uit te breiden om de behandelimpasse te
doorbreken en motivatie te vinden voor abstinentie van softdrugs. Sinds deze uitbreiding neemt het softdrugsgebruik fors toe (ongeveer vier joints per dag, was twee joints per week). Verzoeker is toenemend psychotisch (achterdocht en
betrekkingsideeën),
dwingend, moeilijk aanspreekbaar en geagiteerd. Uiteindelijk leidt het op 8 oktober 2013 tot een fysiek agressief incident waarbij verzoeker ogenschijnlijk vanuit het niets een medepatiënt mishandelt. Verzoeker wordt gesepareerd. Verzoeker is in eerste
instantie uit contact en doet zeer dreigende uitspraken naar deze medepatiënt. Verzoeker wordt geplaatst op de crisisunit, Eems 1.
Onder het huidige medicatiebeleid blijft verzoeker delictgevaarlijk. Een wijziging van het medicatiebeleid wordt dan ook volstrekt noodzakelijk geacht ter afwending van gevaar voor de gezondheid en veiligheid van verzoeker en anderen. Clozapine is
geïndiceerd. Het heeft een gunstig effect op misbruik van drugs en bij verslaving aan deze middelen. Bovendien heeft het een sterker effect op vijandigheid en agressie dan andere antipsychotica. Verzoeker weigert de medicatie te gebruiken vanwege de
bijwerkingen. De ongewenste effecten zullen echter worden gemonitord. Indien nodig worden hier interventies toegepast. Nu met verzoeker geen overstemming is te bereiken over het medicatiebeleid, blijft er geen andere mogelijkheid over dan het starten
van een dwangbehandeling. Dit is ook besproken in de commissie voorbehouden beslissingen, waarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 25, derde lid, van de Rvt. Tijdens dit multidisciplinaire overleg is de noodzaak van het gebruik van Clozapine
vastgesteld. De beslissing tot het starten met een b-dwangbehandeling is voorbehouden aan het hoofd van de inrichting of diens plaatsvervangers. In de inrichting zijn alle psychiaters aangewezen als plaatsvervangers en derhalve bevoegd tot het nemen
van
een dergelijke beslissing.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de bestreden beslissing in strijd is met de wet of zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Dienaangaande overweegt
de voorzitter als volgt.

Op grond van artikel 16b, onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts, die doorgaans de behandelend psychiater zal zijn, volstrekt noodzakelijk
is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden.

Uit de strekking van de toepasselijke bepalingen, in het bijzonder vanwege het noodzakelijke overleg zoals bedoeld in artikel 34, eerste en tweede lid, van de Rvt, volgt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dat het (plaatsvervangend) hoofd van
de inrichting die de beslissing neemt niet tevens de behandelend arts of psychiater is. Uit de schriftelijke mededeling van de b-dwangbehandeling komt naar voren dat de beslissing is genomen door psychiater R.W. en bij afwezigheid is ondertekend door
de
behandelend psychiater B. In de reactie op het schorsingsverzoek wordt gesteld dat alle psychiaters zijn aangewezen als plaatsvervangend hoofd van de inrichting. Bovendien heeft er een multidisciplinair overleg plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel
25, derde lid, van de Rvt. Gelet hierop gaat de voorzitter voor de beoordeling van het schorsingsverzoek er vanuit dat de bestreden beslissing bevoegd is genomen en verder voldoet aan de hieraan te stellen formele vereisten. Het is aan de
beklagcommissie om dit verder te onderzoeken, waarbij dan tevens aan de orde kan komen of is voldaan aan de hoorplicht zoals bedoeld in artikel 53, eerste lid, onder d, van de Bvt.

In de reactie op het schorsingsverzoek van 25 oktober 2013 is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter duidelijk beschreven waarom het starten van een b-dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens
de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat allerlei pogingen zijn ondernomen om de behandelimpasse, die zijn oorzaak lijkt te vinden in het drugsgebruik van verzoeker, te doorbreken.
De beslissing voldoet naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en er zijn geen redenen voor schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 28 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven