Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2413/GB, 17 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2413/GB

Betreft: [klager] datum: 17 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juli 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing

Klager is op 12 september 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 2 januari 2013 gedetineerd. Hij verbleef sinds 28 mei 2013 in het kader van detentiefasering in de z.b.b.i. van de p.i. Grave. Op 5 juli 2013 is hij als passant ter herselectie in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Grave
geplaatst. Op 9 juli 2013 is hij geplaatst in de gevangenis van Unit 7 te Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager verbleef voor zijn overplaatsing naar de z.b.b.i. van de p.i. Grave in de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen. Klager was toen niet aan het werk, omdat hij een heupoperatie heeft ondergaan. Hij heeft na zijn overplaatsing naar de z.b.b.i.
van
de p.i. Grave zelf aangegeven dat hij wilde proberen om te gaan werken. Er zou aangepast werk voor klager geregeld worden en hij zou halve dagen gaan werken. Bij zijn eerste werkgever had klager zowel staand als zittend werk. Hij heeft hier geen
problemen ondervonden. Als klager last had van zijn heup dan kon hij direct zittend werk doen. Na ongeveer acht dagen had zijn eerste werkgever geen werk meer voor klager. Klager is vervolgens overgeplaatst naar de Kringloopwinkel.
Met klagers werkgever bij de Kringloopwinkel was afgesproken dat klager zowel staand als zittend werk zou kunnen doen. Tevens zou klager kunnen aangeven wat hij wel en niet kon doen. Klager moest echter de hele dag staand werk verrichten.
Op 20 juni 2013 heeft een medewerker van de Kringloopwinkel klager teruggestuurd naar de inrichting, omdat klager de ramen niet wilde lappen. Klager had tegen deze medewerker gezegd dat hij de ramen niet kon lappen vanwege zijn heup, maar zij wilde
niet
naar klager luisteren. Na klagers terugkomst bij de inrichting is iemand met klager teruggegaan naar de Kringloopwinkel om een gesprek te voeren. In dit gesprek is gezegd dat er sprake was van een miscommunicatie en dat de medewerker niet op de hoogte
was van de precieze afspraken. Een medewerker van de p.i. Grave heeft tegen klager gezegd dat hij ‘ja’ en ‘amen’ moest zeggen, omdat hij het toch nooit zou winnen. Klager moest vervolgens zijn excuses aanbieden. Dit heeft hij gedaan, maar hij heeft
duidelijk aangegeven dat hij slechts zijn excuses aanbood voor de miscommunicatie.
Klager heeft de dagen daarna zowel bij de p.i. Grave als bij zijn werkgever aangegeven dat hij last had van zijn heup. Toen klager aan zijn werkgever vroeg om zittend werk kreeg hij als antwoord dat ze daar andere mensen voor hadden.
Als klager last had van zijn heup dan ging hij in de serre zitten, waar zijn werkgever hem kon zien. Hij rookte dan ook vaak een sigaret. Klager heeft zich derhalve niet voor zijn werkgever verstopt. Op 1 juli 2013 is klager in de serre gaan zitten en
toen heeft zijn werkgever hem gevraagd wat hij aan het doen was. Klager heeft vervolgens aangegeven dat hij last had van zijn heup. Op dat moment was er nog niets aan de hand. Toen klager echter anderhalf uur later weer in de serre ging zitten, was het
ineens teveel.
Klager heeft bij zijn werkgever aangegeven dat hij vanwege zijn heup niet de hele dag kon staan, maar hij heeft uiteindelijk slechts twee keer anderhalf uur zittend werk mogen doen. Klagers werkgever heeft klager niet meerdere keren medegedeeld dat hij
zijn werk niet goed zou doen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 28 mei 2013 overgeplaatst vanuit de locatie Groot Bankenbosch naar de z.b.b.i. van de p.i. Grave. Gedetineerden die in een z.b.b.i. verblijven worden te werk gesteld bij een werkgever om arbeidsvaardigheden op te doen om na de detentie
gemakkelijker een baan te kunnen vinden. Klager heeft een operatie ondergaan aan zijn heup waardoor hij slechts aangepast licht werk kon verrichten. Klager is te werk gesteld bij de Kringloopwinkel in Uden. Klagers werkgever was ontevreden over klagers
arbeidsprestaties en heeft klager hier regelmatig op aangesproken. Klager zou opdrachten slechts gedeeltelijk uitvoeren, zelf rookpauzes nemen en zich aan het toezicht onttrekken door zich achter containers te verstoppen. Na een gesprek waarin klager
zijn excuses had aangeboden, heeft klagers werkgever besloten hem nog een kans te geven. De beloofde beterschap bleef echter uit, waardoor klagers werkgever klager heeft ontslagen. De inrichting heeft klager, nu hij voor de tweede maal door zijn
werkgever is teruggestuurd naar de inrichting, aangeboden voor terugplaatsing naar een gesloten inrichting. Klager heeft zijn voorkeur uitgesproken voor plaatsing in de p.i. Breda of in ieder geval een inrichting met een korte wachtlijst. Op 5 juli
2013
is klager als passant ter herselectie in het h.v.b. van de p.i. Grave geplaatst en op 9 juli 2013 is hij in de gevangenis van Unit 7 te Vught geplaatst. Klager is in bezwaar en beroep gegaan tegen de beslissing tot terugplaatsing naar de gevangenis van
Unit 7 te Vught. Hetgeen klager stelt in bezwaar en beroep komt niet overeen met hetgeen in de rapportage vermeld staat. De selectiefunctionaris heeft geen reden om aan te nemen dat klagers werkgever klager onheus heeft bejegend.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) is het volgende opgenomen. In de zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen worden gedetineerden geplaatst die in de laatste fase van de detentie dan wel in de laatste fase voorafgaande
aan een penitentiair programma verkeren en die geschikt en gemotiveerd zijn om te werken aan c.q. een invulling te geven aan de terugkeer in de samenleving. Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de
gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de
inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter
van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde
inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies van 5 juli 2013 volgt dat de directeur van de z.b.b.i. van de p.i. Grave heeft geadviseerd klager terug te plaatsen naar een gesloten inrichting, omdat klager op 1 juli 2013 door zijn werkgever was ontslagen. Klagers
werkgever heeft blijkens de stukken meerdere malen aangegeven niet tevreden te zijn over klagers werkprestaties. Op 20 juni 2013 was klager door zijn werkgever teruggestuurd naar de inrichting wegens werkweigering. Klager heeft vervolgens na een
gesprek
met zijn werkgever en zijn mentor een tweede kans gekregen. Uit de rapportage die door klagers mentor is opgesteld blijkt dat aan klager is medegedeeld dat hij, anders dan klager in beroep stelt, niet zelf kan bepalen welk licht werk hij doet, maar dat
zijn werkgever dit bepaalt. Op 1 juli 2013 heeft klagers werkgever klager definitief ontslagen, omdat er sprake was van onwil, het zelf bepalen van pauzemomenten, het niet of gedeeltelijk uitvoeren van opdrachten en het onttrekken aan het toezicht door
zich te verstoppen. De beroepscommissie is van oordeel dat het ontslag van klager, nadat hij reeds een tweede kans had gekregen bij zijn werkgever, een contra-indicatie vormt voor een continuering van klagers verblijf in een z.b.b.i. De
selectiefunctionaris heeft dan ook in redelijkheid klager kunnen beslissen tot plaatsing van klager in een normaal beveiligde inrichting. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 17 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven