Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2964/GB, 17 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2964/GB

Betreft: [klager] datum: 17 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een gestapeld traject (z.b.b.i. / p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 december 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van unit 6 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat hij, overeenkomstig de Regeling Selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in aanmerking komt voor de plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend
deelname aan een p.p. Klager heeft een strafrestant van acht maanden en een goedgekeurd verlofadres. Er is geen risico dat klager zich onttrekt aan de voorwaarden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft, in cassatie, nog een lopende strafzaak en een forse ontnemingsmaatregel. De einddatum van klagers detentie staat hierdoor nog niet vast. Klager
wist lange tijd uit de handen van Justitie te blijven. Met tussenkomst van het Team Executie Strafvonnissen (TES) is klager uiteindelijk ingesloten.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Op grond van artikel 2 van de Regeling, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes
maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten
hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dit artikel wordt voorts bepaald, dat in afwijking van het eerste lid, voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking kunnen
komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat
klager
voor een andere zaak tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 8 maanden is veroordeeld (in welke zaak cassatieberoep is ingesteld), terwijl er voorts nog sprake is van een aanzienlijke vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 17 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven